FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  
Ver weg in zee dreef het schip en Roodspeer ging naar den koningsburcht, waar hij goed ontvangen werd. Zijn vader was er pas gestorven en Roodspeer was machtige koning van toen af aan. Wodan en Frigga zaten op den hoogzetel in Asengaarde en zagen over alle werelden heen. Toen sprak Wodan: --"Ziet gij hoe Agnar, uw pleegkind, met een reuzenvrouw in het hol kinderen verwekt?--Roodspeer echter, mijn pleegkind, is koning in zijn land." Hem antwoordde Frigga: --"Maar een boosaard is hij, die zijn gasten plaagt, omdat hij bang is, dat er te veel zullen komen." Wodan echter zeide, dat dit een groote leugen was, en zij gingen beiden een weddenschap aan. Toen zond Frigga haar dienares Fulla, die haar overvloed van sieraden verzorgde, naar Roodspeer om hem den raad te geven heel voorzichtig te zijn met een tooverkundig man, die in zijn land was gekomen. En dit gaf zij hem als een kenteeken: dat geen hond, hoe woedend ook, het wagen zou tegen dien man te blaffen. Eigenlijk was het een groote onwaarheid te beweren, dat Roodspeer niet gastvrij was, maar nu liet hij den man gevangen nemen, tegen wien de honden niet blaffen durfden. Deze man droeg een langen blauwen mantel en noemde zich Grimnir, Vermomde. Maar meer zeide hij niet over zichzelf, hoe men ook vroeg. De koning liet hem toen pijnigen om hem aan 't spreken te krijgen en hij plaatste hem tusschen twee wolken van vuur. Daar zat hij acht nachten lang. Koning Roodspeer had een zoon, die tien winters oud was en dien hij Agnar noemde, naar zijn broeder. Agnar ging naar Vermomde en gaf hem een hoorn vol drank en zeide, dat de koning er heel erg slecht aan deed hem zoo pijn te doen zonder schuld. Vermomde dronk den hoorn leeg. Toen was het vuur zoo ver gekomen, dat zijn mantel al brandde. Vermomde sprak: --"Vretende vlammen, wijkt terug. Reeds rooken mijn kleeren, mijn mantel verschroeit. Acht nachten al toef ik tusschen die vuren,--en niemand, die mij drinken gaf als Agnar alleen. Agnar zal koning zijn in de landen van Roodspeer." Toen verhaalde Vermomde de wonderen van het worden der wereld voor allen tijd: --"Uit het vleesch van Ruischreus werd de aarde geschapen, de zee uit zijn zweet, uit zijn beenderen de bergen, uit zijn haren de boomen, uit zijn tanden het gesteente. Om Midgaarde, waar de menschen wonen, bouwden de goden uit zijn wenkbrauwen een hechte verschansing tot stevigen steun, zij spanden van zijn schedel hoog den hemel, wierpen zijn hers
PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  



Top keywords:

Roodspeer

 

koning

 

Vermomde

 

mantel

 

Frigga

 

blaffen

 
nachten
 

groote

 
gekomen
 

tusschen


echter

 
pleegkind
 
noemde
 
Vretende
 

brandde

 
vlammen
 

winters

 
broeder
 

zonder

 

schuld


Koning
 

rooken

 

slecht

 

Midgaarde

 

menschen

 

bouwden

 

gesteente

 

tanden

 
beenderen
 

bergen


boomen

 

wenkbrauwen

 

schedel

 

wierpen

 

spanden

 

hechte

 

verschansing

 

stevigen

 
geschapen
 
drinken

alleen
 

landen

 
niemand
 
verschroeit
 

verhaalde

 
wonderen
 

vleesch

 

Ruischreus

 

worden

 
wolken