evenheid en kunde is er noodig geweest, om uit die
dorre vlakte met poel en moeras, een waren lusthof te doen ontstaan!
Nu zou men allicht denken, dat zulk een streek, waar de eene akker naast
den anderen als in een meetkundig mozaiek zich uitstrekt, van alle
bekoorlijkheid is ontbloot. Doch onze eenvoudige landman met zijn scheppend
vermogen bezat een diep gevoel voor natuurschoon, waardoor zoovele
Vlaamsche dichters en schilders bezield en in verrukking zijn gebracht.
Lees _De Laveleye_[15], den ouden _Sanderus_[16], of den Florentijn
_Guicciardini_[17], of liever doorwandel het Waasland van Gent in welke
richting ook, alom bezaaid met volkrijke dorpen, en zeg of bij die kalme,
frissche natuur, onder het heerlijk lommer der boomen uw hart niet opengaat
van louter natuurgenot? Wat uw oog ontmoet, is slechts een kleur, maar in
een reeks van schakeeringen met een onvergelijkelijke bekoorlijkheid en
innige poezie! Hier leent de akkerbouw zijn nooit vermoeide hand aan de
kracht der natuur, om beide vereenigd, hun gouden horen des overvloeds uit
te storten. Met recht heeft men het Waasland genoemd "den tuin van Belgie."
Andere deelen, niet minder lief en bevallig, vormen de lachende oevers der
Lei, met hun zacht bewogen vlasakkers, als het vleiend windje er over
strijkt, met hun weiden van groen fluweel, zoo teeder rustig en betooverend
schoon. Gaan we naar het zuidelijk deel, waar de bodem met zijn golving en
kleine verhevenheden, zooveel er toe bijdraagt, om de schoonheid nog te
verhoogen, dan genieten we overal van de verrukkelijke gezichtspunten, die
de ziel boeien en verheffen. Doch er is nog een ander Vlaanderen, dat van
het Meetjesland en dat der polders en dijken, het jongste in vorming als in
geschiedenis.
XVI. -- Het Meetjesland herinnert door de gesteldheid van zijn mageren
bodem aan de Kempen, waartoe het vroeger behoorde. Het kenmerkt zich door
een zekere eentonigheid, door zijn boekweitvelden en sparreboschjes.
Het strekt zich uit rondom de stad Eekloo en meer bepaaldelijk in de
richting van 't noord-oosten, tusschen de Lieve, de vaart van Schipdonk en
het kanaal Leopold, dat door het Polderland loopt.
XVII. -- De Polders. -- Van Duinkerke langsheen de Noordzee tot aan de
monden der Schelde en verder waar ze zich vereenigt met den Rupel, de Durme
en den Dender, strekken zich lage kleivormingen uit, in vorige eeuwen door
den Oceaan bedekt, maar thans in voortbrengende gronden herschapen. Die
breede zo
|