om van 10 tot 15 Km., door aanslibbing van zee en stroomen
neergelegd, is door de bewoners op de wateren veroverd, ingedijkt en
drooggemaakt, en eindelijk in vruchtbare _polders_ veranderd. Het water van
rivier of zee moest men eerst door afdammen terugdringen, het overtollige
binnenwater uit poel en moer verwijderen, daarna de gronden droogleggen
door een kunstmatig en met zorg onderhouden stelsel van afwatering, door
middel van slooten, ringgrachten en kanalen, die het naar de zee voeren;
want overal is water aanwezig: het borrelt en vloeit door de oppervlakte of
op een geringe diepte onder den grond. Heel dit ingewikkeld netwerk van
kleine wateren met zijn sluizen, dat, als een gedwee werktuig in de hand
van den mensch, dienen moet, om de kostbare oppervlakte te behoeden tegen
overstrooming of doorzijging van den ondergrond, draagt den naam van
_watering_.
Op groote afstanden verheffen zich, als een weinig hooger liggend
wandelpad, bijna onmerkbare _dijken_, waaraan niet minder zorgen zijn
besteed, en die onze voorouders eeuwen arbeids en opofferingen hebben
gekost, niet enkel om ze te leggen, maar om ze te behoeden tegen de
herhaalde aanvallen der geduchte elementen.
De polderstreek, die ten minste 80 Km. lang is, met een omvang van nagenoeg
100,000 Ha. in ons land, gaat van boven Antwerpen evenwijdig met de Schelde
over Zelzate en Damme, dan zuidelijk over Oudenburg naar Diksmuide en
Veurne.
XVIII. -- Veurne-Ambacht. -- Het is onder dezen naam dat men de rijke gouw
aanduidt, die in den omtrek der steden Diksmuide en Veurne, zich voortzet
tot aan de Fransche grens, tusschen den IJzer en de duinen van de Noordzee.
Zij heeft een oppervlakte van 350 Km2. Op den aangeslibden grond groeit een
kort en stevig gras, dat door de zilte zeelucht gevoed, een krachtig
voedsel oplevert voor de paarden- en de veeteelt. Sedert meer dan drie
eeuwen geniet deze streek een welverdiende vermaardheid om haar
zuivelbereiding, waaraan zij ook het beste deel harer welvaart verschuldigd
is.
XIV. -- De Duinen. -- Verlaten wij de groene vlakte, dan ontmoeten we ten
noorden den voet van den duingordel, die als een aaneenschakeling van
golvende zandheuvels met een gemiddelde hoogte van 10 M. en een
afwisselende breedte van 60 M. tot 3 Km. zich voortzetten langsheen de
zeekust. Die gansche duinwal schat men op 3000 Ha. Op sommige plaatsen
komen ze dieper in 't land te liggen, in breedere en smallere rijen, min of
meer evenwijdig met elka
|