leven honderd jaar!
Ik stierf; na lang geleden pijn
en mochte ik niet genezen zijn,
ofschoon ik, Moeder, welbemind,
ofschoon ik, Vrouwe, man en kind
zoo geren, ach, zoo geren zag:
hij kwam, de bittere stervensdag!
Ik leef nochtans en derf niet meer
dat leven, dat in God den Heer
de doop mij gaf, de dood mij bracht,
en dat u, man en kind, verwacht!
Vaartwel, vaartwel, wij scheiden maar
voor korten tijd: vaartwel tot daar.
XXXI
A.K.V.C.
1876
Rechtzinnig, God getrouw,
geloofbaar en geloovend,
zoo wierd ze eene oude vrouw,
en stierf, den Hemel roovend.
Gelijk een kind, voorwaar,
dat, uit den doop geheven,
geen kwaad en kent, zoo klaar
was heur eenvoudig leven.
Zij hield aan 't waar gewin,
en met heur' laatste krachten
zoo bleef z'heur huisgezin
in eere en deugd betrachten.
Een waar exempel van
voorvaderlijke deugden:
God hebb' heur ziele dan
in 's Hemels ruste en vreugden!
XXXII
K.R.S.
1877
Van kindsbeen af getrouw
aan recht en plicht en zeden
in weinig goeds voldaan,
met kleen gewin te vreden;
van 's morgens, voor den dag,
tot in de nachtsche stonden,
in werk en kerk gelijk,
vol neerstigheid bevonden;
heur' man een ware schat
van bijstand en genoegen;
heur kindren zoo dat nooit
zij moeder nutloos vroegen;
de kindsheid heiliglijk
bewakend; veler kleenen
een tweede moeder; elk
een voorbeeld; van geen eenen
gehaat ofte onvereerd;
vol dagen en vol deugden;
ja, van heur jonkheid af
verdienend eeuwge vreugden;
heur name eene eer, door haar
met vlek noch schand bedorven,
alzoo heeft zij geleefd,
alzoo is zij gestorven!
XXXIII
BLANCHE
1877, 22 Maarte
Nog nauwlijks heft een blomke of twee
zijn kopken uit de groene wee
en zoekt de zonnestralen,
of blanker blomkes gansch een stoet
de blijde wegen schittren doet
omtrent de kerkportalen.
Ik zie daar een, zijn name is _blank_,
gelijk zijn' kleeren, wit en lang:
zijn' kinderlijke leden
bewegen of 't een Engel waar,
die, in een witten wolksamaar,
de kerk kwame ingetreden.
Dat is ons kind! God riep, het kwam,
en 't broodgelijkend Offerlam
mocht in zijn herte dalen;
zijn hert, dat kloppend d'eersten keer,
uit onz' twee herten kwam weleer
zijn' levensloop te halen.
Leeft lustig voort dan, kindtje, e
|