A.C.B.
1884
De wereld wist van hem noch goed noch kwaad te melden;
zijne ouders, die alleen zijn' jonge jaren telden,
bewaarden zijne ziel, niet zonder vrees voorwaar,
voor 't menigvuldig wee van 's werelds zielgevaar.
Zou hij, was hun gedacht, den schoonen hemel binnen,
de plaats hem voorbereid eens na dit leven winnen?
Zou hij, na onze dood, godsdienstig tot den end,
de kroone hebben, aan geen ander toegekend?
Zou hij... Maar schielijk is de draad kort afgebroken,
die hem aan 't leven bond; zijne oogen zijn geloken,
eer ze ooit het valsch gelaat des werelds schouwden aan,
en nauwlijks uitgezet is hij zoo ver gegaan
ter reis, dat hem geen macht des vijands achterhalen,
geen list des werelds meer kan uit de baan doen dwalen,
geen scha meer deren noch geen tijd begrenzen. Dan,
God hebbe u, kind, al breekt ons ouderherte ervan!
XCIII
M.L.C.
1885
o Kind van Maria, ten Hemel gevlogen,
genoeg hebt gij hier om uw kroone geleen,
en andren genoeg heeft de wereld bedrogen:
gij, gij hebt de wereld met voeten getreen!
o Kind van Maria, 't geluk van uwe ouders,
ons voorbeeld, onze eere, in uw schuldlooze deugd,
die nooit hebt gedoogd op uw maagdlijke schouders
het jok dat zoo velen aanveerden met vreugd!
o Kind van Maria, gelukkig hierboven,
vergeet niet, zoo bidden wij, dragende uw lijk,
dat wij, hier vereend om Maria te loven,
u volgen, van verre, naar 't hemelsche rijk.
Ach, helpt ons, bij Haar, die gij reeds mocht aanschouwen
om, vrij van de wereldsche boosheid, de baan
van 't ware geluk, zoo wij hopend betrouwen,
lijk gij, onbesmet, tot den einde te gaan.
XCIV
DE MOEDER VAN PIETER BENOIT.
1885
Als 't eeuw'ge voor den mensch begint,
wat is er lest en best bezind,
o gij, die 's werelds eeren
gemaaid hebt; gij, wiens naam, vermeld,
heel 't menschdom liep rondom gesneld,
zoo menig blijde keeren?
Ik stierf in vrede, hopende en
betrouwende, of 'k uw herte ken,
dat gij bestand waart tegen
des werelds dwang en dwingelandije,
des werelds gouden ketens, die
zoo lastig neerwaarts wegen!
Staat op, en volgt uw Moeder na,
van God begaafde zanger, ja
onsterflijke, en laat hooren
uw stemme eens, en vergeet dat niet
aan haar die zong uw wiegelied
in 's hemels blijde chooren!
XCV
A.A.
1885
Wie weet er
|