kerke waar de overledene geuit wierd, ofwel 't beeld van den
overledene zelve, 't zij in druk, 't zij in lichtprente nagetrokken.
Op den anderen, op den _aarkant_ van 't beeldeken staat soms een
zerksteen uitgeprent, met de vier Evangelistenteekens op de hoeken; soms
eene kruisgedaantige lijste, soms eene andere. Binnen in die lijste, of
ook ongelijst, staat de zoo gezeide _text_.
De oudste texten vragen eenvoudiglijk, zonder eenige aanhalinge uit de
Schrifture, een gebed voor zaliger zulk of zoo eenen, die overleed...
enz. Later wordt daar eene schriftuurplaatse, in 't latijn en in de
volkstale, bijgevoegd, b.v.: _Timenti Dominum bene erit in extremis._
Die den Heere vreest zal wel vaeren in zijn uytersten."
Naast het vermeerderd, dikwijls kraafsch en ongepast aanhalen der
Schrifture, enz. is, sedert 1870, het bijvoegen van eenen gedeeltelijken
stam- of geslachtsboom in zwang gekomen, dat eene verbeteringe is.
In Brabant zet men den begraafdag, de zielmissen, en meer andere
inlichtingen, op de doodsantjes. Wat de prenten betreft, ze zijn
onderworpen aan de goedkeuringe van kanonik Reusens, en Zijne
Hoogweerdigheid de Aartsbisschop heeft daarover eenen herderlijken brief
doen lezen in al de kerken van 't Mechelsche.
Voor Heere ende Meester Jan Frans De Broyer, S.T.L., geboortig van
Buysinghen, bij Halle, en overleden, Pastor zijnde van Moorsel bij
Aelst, op den 25 April 1830, wierd een doodprentje gedicht op rijm, en
't is het eerste van dien aard dat in eene kostelijke en wel vertierde
verzamelinge van meer als 100.000 stuks te vinden is.
Dit _zielgedichtje_ luidt als volgt:
Stae leezer!... onder deezen zerk
Ligt 't puyk der Priest'ren van Gods kerk,
Die godsgeleerdheyd gantsch had ingeswolgen:
Wiens slissing, in het zeden-vak,
Hoe zeer het ook vol spitsen stak,
Den bleeken angsteling gerust mogt volgen
Maer ah!... die zuyl, die hemel-spoor,
Die _weldaed_ noyt uyt 't oog verloor,
Is 't haestig nog van d'aerd geweeken,
Gy, die hem altyd hebt bemind,
Wil voor de ziel van uwen vriend
Een woord by God ten besten spreeken.
Later maakte de eerweerde Heer D. Cracco, leeraar in 't kleen seminarie
tot Rousselaere (en dichter van 't voorgaande?) dit volgend berijmd
doodsantje:
Wees gedachtig de ziel van _Amandus Bral_, geboren te Thielt den 17
April 1814, overleeden in het kleyn Seminarie te Rousselaere den 20
Junius 1833.
O ydelheyd der ydelheden!
Hoe broos is alles hier b
|