e stierf voor mij,
en, stervend, heeft verworven
dat ik met al
niet vreezen zal,
hoe haastig ook gestorven.
LIX
G.J.G.M.
1881
Welkom, kindtje, in d'Hemelzalen,
'k liet u van mijn' Englen halen
uit des werelds doolwoestijn;
Vader, Moeder, wilt niet weenen,
omdat 't oudste der twee kleenen
al zoo vroeg mocht zalig zijn.
Zorgt voor 't andre, en laat geen listen
't dierbaar schaapke mij betwisten,
dat ik u te weiden liet:
weidt het zoo dat, Vader, Moeder,
gij uw kind, -- en dat zijn broeder,
't Zusterken -- eens wederziet!
LX
L.P.D.
1881
o Kwaad om gaan is 't achter 't leven:
men valt zoo lichte, aleer men 't weet!
Wel hem dien vrienden hulpe geven,
die handen trouw zijn hert besteedt,
wanneer hem eens de felle winden
onvoetvaste en schier vallend vinden!
'k En wist het niet, en, blij geboren,
voorspelde ik mij geen zielsgevaar:
eilaas, ik heb den weg verloren
en hulploos ging ik vallen, maar
een laatste vriend heeft me ondervangen,
een vriend dien 'k aan een kruis zag hangen.
Gekruiste God, zijt honderd malen,
mij welkom, want Gij, liefgetal,
mij achtervolgd hebt, op mijn dwalen;
zijt welkom, ach, met kruis en al:
ik wil 't U lijdzaam helpen dragen
en u, mijn God, vergifnis vragen!
Vergifnis, die mij hebt geschapen,
die mij verlost hebt, en gered:
vergifnis, eer ik valle in slapen
met U, op 't eendlijk folterbed:
o Jesu, wilt me, in 't ander leven,
vergifnis en verrijsnis geven!
XLI
J.M.E.H.B.
1881
'k En heb niet lang geleefd, maar lang geleden;
'k heb weinig blijdschap, droefheid veel gezien;
hoe vaart het mij, in de eeuwigheden,
geen droefheid en geen lijden meer te lijen!
Zoo is het in dit ballingschap der aarde:
't geluk is kort, eilaas, en 't lijden lang;
't Is nacht aleer de middag klaarde,
en ruste en is het nimmer, zonder dwang!
Niet zoo en is 't bij ons; die hooger steden
bewonen, en, onsterfelijk voortaan,
al 't lijden hebben uitgeleden,
en in de blijdschap eeuwig blijven staan.
Geliefden, niet terug-, niet omgekeken:
alhierwaards is de weg, de zaligheid;
de waarheid Gods is mij gebleken,
u zal zij blijken: volgt me, en weest bereid.
Want 't komt een dag weleens, van al de dagen
de schoonste, vol onsterfelijk genot,
dat wij, die hier o
|