er zyt. De Heer Blankaart is naar Frankryk; zo dat gy hem
niet ligtelyk zult tegenkomen. Ja, dat is een man, niet waar? Och, ik
heb hem zo lief! maar ik ga niet trouwen, daar is geen woord waar aan.
Wees jy gerust: al wierd jy tagtig jaar, dan zal je toch by my wonen,
als ik getrouwt, of op my zelf ben. Sterf des, als je tog sterven
moet, maar gerust voort, 't zal zo zyn. Zeker, Pieternel, als gy oud
en zwak wordt, zal ik voor u zorgen, en je zult dan zien, dat het heel
goed is, op onzen lieven Heer te vertrouwen. En zei Tante "dat je geen
licht hadt?" Heden meid, gy moest eens aan Tante gevraagt hebben, of
't waar is, dat zy zal trouwen, en met welk een Heer; maar daar hebje
niet omgedagt. Ik zal heel graag, als ik trouw, wat in myn Huishouden
van u hebben! Maar 't hoeft juist zo veel niet te zyn, als je
voornemen was. In dit papiertje liggen twee ducaten[2], die doe ik u
present, om dat gy zo een beste meid zyt, en myn Ouwers zoo lief hebt.
Spreekt er maar niet van tegen my; koop er wat voor: zulje, Pieternel?
De Juffrouw, daar ik by in huis woon, is net zo een brave vrouw als
myne Moeder was, dan kun je eens denken. Nu ik ga niet trouwen, hoor.
Gy weet wel, wie u deezen schryft.
S. B.
PS. Dat joului Koetsier van Keulen is, kan ik wel denken. Nagt,
goeje meid.
Noten:
[1] Met een boodschap.
[2] Plm. 6 gulden.
ZES EN ZESTIGSTE BRIEF.--Sara aan Blankaart: ze leest in den bijbel,
gaat naar de komedie en naar concerten, onderhoudt Fransch en Engelsch.
Edeling bezoekt haar dikwijls; ze heeft ook Pieternel gesproken.
ZEVEN EN ZESTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART.
_Myn beste Meisje!_
Uw Brief is my zo welkom, dat ik hem ten eersten ga beantwoorden. Dank
God, myn kind, dat gy by zo eene verstandige en godvrezende vrouw
gekomen zyt: Het hadt ook heel scheef kunnen uitkomen; als gy nu eens
by slegt volk belant waart, en gy hadt eens mee moeten doen: Gy weet,
die met pek omgaat, wordt er door besmet. Ja, dat zou droevig voor u
geweest zyn, zo deeze vrouw gestorven hadt, dat begrypt gy wel. Dat
gy uw pligt omtrent haar deedt, doet my zo goed, en geeft my zo veel
vreugd, dat ik u een wisseltje zend, van honderd ducaten, van my, tot
een teken hoe content ik daar over ben. Koop er wat moois voor, en
draag het my tot gedagtenis; en doe altoos uw pligt, zult gy? Gy moogt
heel wel met ordentelyke lieden ui
|