toe is 't
wel behandelen van elke voorkomende aangelegenheid noodig. Die
aangelegenheid behoort _altyd_ tot zeker vak, tot zeker onderdeel van
menselyke kennis of kunde. In de vergadering bevindt zich 'n individu
die in zoodanig vak gediletteerd heeft. _Hy_ moet het weten. Maar ...
welk nut trekt dan 't vaderland van de andere negen-en-zestig? Zyn ze
niet, wel beschouwd, nogal overtollig of zelfs schadelyk? Is 't niet
te vreezen dat ze onspecialiteitig mee-narreerende over winden en
koeien--mee-_stemmende_ wat erger is!--den dilettant-specialist zullen
overnarreeren, overstemmen?
Komaan, ik wil goedig zyn, en al de valsche specialiteiten die m'n
uitgever zoo boosaardig supprimeerde, verheffen tot ware specialiteiten,
tot inderdaad kundige, in hun speciaal vak door-en-door bedreven personen
... dan zelfs, en dan _juist_, vraag ik of zy in de volksvertegen-
woordiging _on their right places_ zyn?
Ik geloof het niet.
Een goed militair zeeman die tevens de _bosse_ heeft van bevelvoeren
en organizeeren, behoort als _right man_ aan 't hoofd van de vloot, en
alleen te staan. Men mag zoo'n schat niet bederven, door hem
amalgameerend wegtestoppen onder zeventig. Tegen zoo'n _alliage_ is 't
edelste goud niet bestand.
De Tweede-Kamer is immers geen kudde wyfjesschapen, waarvan men 't ras
verbeteren kan, door 't aankoopen van 'n Thibetbok of Merino?
En zoo'n ingevoerde hamel mag nog 'n flinken bel aan den hals dragen,
terwyl de Kammerras-verbeteraar by elke poging tot uitvoering van z'n
speciaal mandaat, heel beleefd verschooning en permissie moet vragen
aan 't geacht schaap uit een of ander kiesdistrikt, dat hy moeder wil
maken van wat kunde.
Die laatste zinsnede is minder scherp dan men meent. Het gebeurt meer
dat men den naam dien ik geef aan 'n bestaande zaak, aanstootelyk
vindt, terwyl ik beweer dat de aanstoot behoorde gegeven te zyn door
de zaak-zelf, die vaak ruwer verwyt meebrengt dan myn woorden. De
niet-specialiteiten zien voorby dat zyzelf begonnen zich tot nullen te
maken door waarde te hechten aan de meeningen der onnoozele FRITSJEN.
En ook wanneer de speciale kennis van 'n lid inderdaad boven zoo'n
armzalig dilettantisme verheven is, volgen er uit de verkeerde
toepassing van 't _right place_-stelsel, allerlei ongerymdheden. Het
drukken op de byzondere bevoegdheid van den een immers, sluit de
betrekkelyke--soms volsterkte--onbevoegdheid der anderen in zich. De
splitsing der intellektueele waardigheid v
|