racht had
als zijn tocht: dat Thrym, der Dorstigen vorst, den hamer had, maar
dat niemand hem dien zou ontnemen, tenzij Freya hem gebracht werd
als bruid.
Weer gingen zij samen naar Freya's woning. Daar was zijn allereerste
woord:
--"Bruidslinnen, o Freya, zult gij om de leden u hangen: samen reizen
wij dan naar het land van de Reuzen."
Maar Freya werd zoo woedend, dat onder haar toorn de burcht der
Goden stond te beven, en dat haar halssieraad van gevlochten goud in
stukken vloog.
En ze sprak:
--"Gek wel moest ik zijn op mannen, als ik meeging naar het Rijk
der Reuzen."
Nu gingen de Goden en Godinnen allen te zamen in beraad, hoe men
den Dondergod toch weer aan zijn hamer kon helpen. Het eerste sprak
Helderwit, die de glanzendste van alle Goden is, en, wijs als een Wane,
de toekomst kan zien. En hij zeide:
--"Bruidslinnen zullen wij Thonarr om de leden hangen, hem tooien
met het halssieraad van gevlochten goud, en aan zijn zijde laten wij
een ring met sleutels rinkelen. Vrouwekleeding omgolve zijn knie,
zijn borst bedekken schitterende steenen en sierlijk zij hem het
hoofd gekroond."
Thonarr sprak, de sterkste der goden:
--"Verwijfd zullen de goden mij vinden en uitlachen mijn lafheid,
als bruidslinnen mij om de leden hangt." Maar Loge antwoordde hem,
dat het nu de tijd niet was om zulke dingen te zeggen, en dat de reuzen
Asgard ras bestormen zouden, als hij niet spoedig zijn hamer had.
De Goden hingen nu Thonarr bruidslinnen om de leden, tooiden hem met
het halssieraad van gevlochten goud en lieten aan zijn zijde een ring
met sleutels rinkelen. Vrouwekleeding omgolfde zijn knie, zijn borst
bedekten schitterende steenen en sierlijk werd hem het hoofd gekroond.
Slimme Loge wilde als dienares met hem mee, en te zamen met hem naar
Reuzenland reizen.
Vlug werden de bokken naar huis gehaald en voor den wagen gespannen,
ijlings renden ze heen.
Rotsen spleten, vonken spatten op den weg, dien Wodans zoon naar
Reuzenland nam.
Toen Thrym hem daar van verre zag aankomen, riep hij luide:
--"Reuzen staat op, en rangschikt de zetels: Freya brengt men mij tot
vrouw. Drijft naar huis mij de koeien, die zwart zijn als wolken en
wier hoornen lichten als goud: vele schatten bezit ik, alleen ontbrak
mij nog Freya als bruid."
Het was nog vroeg in den avond, toen de gasten bijeen kwamen. Ook
kwam er de oude wintergrauwe zuster van den Reus. Die bedelde een
bruidsgeschenk:
--"Geef mij de graangouden
|