t
scherm weg en zag zichzelven in het gelaat. Het was waar. Het portret
was veranderd ...
Hij herinnerde zich later dikwijls en met niet geringe verbazing dat
hij het portret eerst een geheelen tijd met zuiver wetenschappelijke
nieuwsgierigheid had beschouwd. Hij kon niet begrijpen, dat zoo iets
gebeuren kon. En toch was het een feit. Bestond er dan eene affiniteit
tusschen de chemische atomen, die zich op doek tot vorm en kleur
lieten voegen, en zijne ziel in hem? Kon het wezen, dat zij
terugkaatsten, wat die ziel dacht, dat zij tot werkelijkheid maakten,
wat die ziel droomde? Hij huiverde, voelde zich bang, kroop terug naar
de bank, lag daar te staren naar zijn beeld, in angstig afgrijzen.
Een ding wist hij nu, had het hem geleerd. Het had hem doen inzien,
hoe onrechtvaardig, hoe wreed hij tegen Sybil Vane geweest was. Het
was niet te laat om dat goed te maken. Zij kon nog zijn vrouw worden.
Zijn egoiste en valsche liefde zou zich voegen naar een hoogeren
invloed, zou herschapen worden in een mooier gevoel en het portret,
dat Basil Hallward van hem geschilderd had, zou voor hem zijn, wat
heiligheid voor den een, geweten voor den ander, vreeze voor God voor
ons allen is. Al bestonden er verdoovende middelen voor het berouw,
kruiden, die moreel in slaap wiegden, hier was een zichtbaar symbool
van ondergang door zonde, hier was een altijd zichtbaar beeld van de
ellende, die de ziel over zich brengen kan.
De klok sloeg drie, vier uur, half vijf, maar Dorian Gray bewoog zich
niet. Hij was bezig de purperen draden van het leven samen te vatten,
ze tot een patroon samen te weven; hij trachtte zijn weg te vinden
door het bloedig labyrinth van passie, waarin hij ronddoolde. Hij wist
niet wat te doen, wat te denken. Eindelijk zette hij zich aan de tafel
en schreef een brief, vol hartstocht, aan de vrouw, die hij had
liefgehad, haar smeekend om vergeving, zichzelven beschuldigend van
dolle drift. Hij beschreef bladzijde op bladzijde met gloeiende
betuigingen van smart. Er is weelde in zelfverwijt. Door onszelven te
beschuldigen, ontnemen wij anderen het recht dit te doen! Het is door
de biecht zelve, maar niet door den priester, dat wij absolutie
krijgen. Toen Dorian zijn brief had geeindigd, voelde hij zich als
ware hij reeds vergeven. Een klop op de deur; hij hoorde Lord Henry's
stem, buiten.
--Beste jongen, ik moet je absoluut zien. Laat me toch binnen. Ik vind
het zoo naar, dat je je zoo opsluit.
Hij gaf eerst ge
|