--De werklui zijn daar, meneer!
Hij voelde, dat hij dien man voor eenige oogenblikken kwijt moest
zijn. Hij mocht niet weten, waar het portret werd gebracht.
Er was zoo iets sluiperigs in hem en hij had zulke slimme,
verraderlijke oogen. Hij zette zich voor zijn schrijftafel, krabbelde
een briefje aan Lord Henry, vroeg hem wat lectuur te zenden, en
herinnerde hem er aan, dat zij elkaar dien avond om kwart over achten
zouden ontmoeten.
--Op antwoord wachten ... sprak hij, het briefje reikend: en laat die
menschen maar hier binnen.
Twee, drie minuten later werd er weer geklopt en Mr. Hubbard, de
beroemde lijstenmaker van South-Audley Street kwam binnen, met een
jongen knecht, lomp van uiterlijk. Mr. Hubbard was een blozend
mannetje met rosse knevels, wiens bewondering voor de kunst
aanmerkelijk gekalmeerd was door de ingekankerde geldeloosheid der
artisten, waarmee hij te doen had. In den regel verliet hij nooit zijn
winkel. Hij liet de menschen bij zich komen. Maar hij maakte altijd
een uitzondering met Dorian Gray. Er was iets in Dorian Gray, dat
iedereen betooverde. Het was alleen al genot hem te zien.
--Wat kan ik voor u doen, Mr. Gray? zei hij, zich wrijvende in zijne
vette, gerimpelde handen. Ik dacht maar de vrijheid te nemen zelf bij
u te komen. Ik heb juist een pracht van een lijst op een verkooping
gekocht. Oud-Florentijnsch, van Fonthill afkomstig, denk ik. Juist
geschikt voor een godsdienstig onderwerp, Mr. Gray.
--Het spijt mij, dat u de moeite heeft genomen zelf te komen, Mr.
Hubbard. Ik zal zeker eens komen om de lijst te zien, hoewel ik op het
oogenblik niet veel doe aan kerkelijke kunst. Maar vandaag wou ik
alleen maar een schilderij naar boven gedragen hebben. Het is heel
zwaar en daarom wou ik gaarne een paar werklui van u hebben.
--In het geheel geen moeite, Mr. Gray. Ik ben zeer blij u van dienst
te kunnen zijn. Waar is het stuk, meneer?
--Hier, antwoordde Dorian en schoof het scherm weg. Kunt u het met
kleed en al, zooals het nu is plaatsen? Ik ben bang, dat het anders op
de gang gekrast zal worden.
--Dat zal heel goed gaan, meneer, sprak de gulle lijstenmaker en begon
met zijn helper de schilderij van de lange koperen kettingen, waaraan
het hing, los te haken. En waar zullen wij het nu brengen, Mr. Gray?
--Ik zal u den weg wijzen, Mr. Hubbard, als u zoo goed wilt zijn mij
te volgen. Of misschien is het beter, dat u vooruit gaat. Het is
heelemaal op de bovenste verdieping. Wij
|