ngewijd
was in al hunne geheimen. Zijne geheimzinnige verdwijningen werden
ruchtbaar; wanneer hij zich dan weer vertoonde, fluisterde men in
hoekjes of ging hem voorbij vol minachting, zag hem aan met koude,
doordringende blikken als wilde men zijn geheim weten. Van zulke
veronachtzamingen of beleedigingen nam hij natuurlijk geen notitie;
voor de meesten waren zijne openhartige, gulle manieren, zijn glimlach
vol innemendheid, zijne jeugd vol bekoring, die hem nooit scheen te
verlaten, het beste antwoord op alle lasterpraat. Maar opmerkelijk was
het, dat zij, die het meest intiem met hem geweest waren, hem later
vermeden. Vrouwen, die hem aangebeden, voor hem wereld en conventie
getrotseerd hadden, ze werden bleek van schaamte en afschuw, als
Dorian Gray binnenkwam! In de oogen van velen echter verhoogden deze
gefluisterde schandaaltjes nog de vreemde en gevaarlijke bekoring, die
van hem uitging. Zijn rijkdom gaf hem veiligheid. De wereld, de
gecivilizeerde wereld ten minste, wil nooit gaarne gelooven ten
nadeele van iemand, die rijk is en weet in te nemen. Zij voelt als bij
instinct, dat goede manieren meer waard zijn dan moraliteit en in haar
oordeel weegt de hoogste respectabiliteit niet op tegen het bezit van
een goeden kok. En eigenlijk is het ook een schrale troost te hooren,
dat iemand bij wien men een slecht diner of slechten wijn gehad heeft,
een onberispelijk leven leidt. De stelregels voor het leven van de
wereld, zijn of moeten dezelfde zijn als die van de kunst. Vorm is
vereischte. Kunst moet zoowel de waardigheid als de onwerkelijkheid
eener ceremonie hebben, en het onware karakter van een romantisch
voordoen vereenigen met die geestigheid en schoonheid, waardoor zulk
voordoen ons bekoort. Is onoprechtheid dan zoo iets vreeselijks? Ze is
immers maar eene manier om onze persoonlijkheid te vermenigvuldigen.
Dit was ten minste Dorian Gray's oordeel. Hij verwonderde zich over de
kleinzieligheid van hen, die beweren dat de Ikheid in een mensch, iets
primitiefs blijvends, standvastigs is, eene essence. Voor hem was een
mensch een wezen met myriaden levens en myriaden sensaties, complexe
veelvuldigheid vreemder overervingen van gedachte en passie, het
lichaam bezet door afzichtelijkste ziekten der dooden zelve.
Hij hield ervan te dwalen door de holle, koude schilderijengalerij van
zijn kasteel, te zien naar de verschillende portretten van hen, wier
bloed vloeide door zijne aderen. Hier Philip Herbert, door Franci
|