onder een hart.
Ja, daar had het veel van.
Lord Henry lachte.
--Als je het leven artistiek opneemt, zit je hart in je hersens,
antwoordde hij, in een stoel zinkend.
Dorian Gray schudde het hoofd en sloeg een paar tonen aan op de piano.
--...Een gelaat zonder een hart! herhaalde hij.
Lord Henry lag achterover en zag naar hem met half gesloten oogen.
--Dorian, vroeg hij na een stilte; welk nut heeft de mensch of hij de
geheele wereld wint en ... hoe was het ook weer ... zijn eigen ziel
verliest?
De muziek vervalschte en Dorian schrikte op en staarde zijn vriend
ontzet aan.
--Waarom vraag je me dat, Harry?
--Maar mijn beste jongen, zei Lord Henry, verbaasd de wenkbrauwen
optrekkend; omdat ik dacht dat jij er misschien het antwoord op zou
kunnen geven. Dat is alles. Verleden Zondag liep ik door het Park, en
vlak bij Marble Arch stond een troepje arme lui te luisteren naar een
gewonen straatprediker. En toen ik voorbij ging hoorde ik den man dien
zin uitgillen. Het frappeerde me als iets dramatisch. Je vindt in
Londen meer zulke effectjes. Een regenachtige Zondag, een onsmakelijke
Christen in een regenjas, een kring van ziekelijk witte gezichten
onder het gebroken dak van druipende parapluies, en een vreemden tekst
uitgegalmd door schrille hysterische lippen, dat was een aardig
effect, zoo alles bij elkaar, iets als een suggestie. Ik dacht er nog
over den profeet te vertellen, dat de kunst wel een ziel, maar de
mensch er geen heeft. Maar ik was bang, dat hij me toch niet begrepen
zou hebben.
--Harry, schei uit! De ziel is een realiteit, die verschrikkelijk is.
Je kunt haar koopen, verkoopen, verdobbelen. Je kunt haar vergiftigen
of je kunt er iets heel moois van maken. In ieder van ons is een ziel.
Dat voel ik.
--Ben je daar wel heel zeker van, Dorian?
--Heel zeker.
--Dan is het een illuzie. De dingen, waar je zoo heel zeker van bent
zijn nooit waar. Dat is het noodlottige van Geloof en de canon van het
Romantisme. Wat ben je ernstig! Dat moet je niet zijn. Wat hebben jij
of ik te maken met het bijgeloof van onze eeuw! Neen, wij gelooven
immers niet meer aan een ziel. Speel eens wat. Een nocturne, Dorian,
en vertel me dan onder het spelen, zachtjes, wat je gedaan hebt, om
zoo jong te blijven. Daar moet je toch een geheim voor hebben. Ik ben
maar tien jaar ouder dan jij, en ik ben gerimpeld en uitgeteerd en
geel. Je bent bepaald een wonder, Dorian. Je hebt er nooit zoo goed
uitgezien als va
|