iend van
hem. Daar heb je Sir Henry Ashthon, die Engeland moest verlaten en een
heel leelijken naam achterliet. Jullie waren onafscheidelijk. En Arian
Singleton, die zoo ellendig aan zijn eind kwam. En de eenige zoon van
Lord Kent? Ik ontmoette gisteren in St. Jamesstreet den vader. Hij was
kapot van verdriet en schaamte. En de jonge hertog van Perth? Hoe
leeft hij nu? Wie zou met hem willen omgaan?
--Hou op, Basil. Je praat over dingen, waar je niets van weet, zei
Dorian Gray, op zijn lip bijtend, diepe minachting in zijne stem. Je
vraagt mij waarom Berwick de kamer uitgaat, als ik binnenkom. Omdat
_ik_ alles weet van zijn leven en hij niets van het mijne. Met zulk
bloed als hij in zijn aderen heeft, kan je niets anders verwachten. Je
vraagt me naar Henry Ashton en den jongen Perth? Heb ik den een zijn
ondeugden, en den ander zijn uitspattingen geleerd? En als die flauwe
jongen van Kent zijn vrouw van de straat opraapt, wat kan ik daaraan
doen? En als Adrian Singleton een valsche handteekening maakt, moet ik
soms op hem passen? Ik weet, hoe de menschen kletsen hier in Londen.
En hoe leven zij, die zoo over anderen moralizeeren! Beste kerel, je
vergeet, dat we leven in het geboorteland van de veinzerij.
--Dorian! riep Hallward; dat heeft er niets mee te maken. Engeland is
slecht, dat weet ik en de Engelsche wereld beroerd. En dat is ook de
reden waarom ik jou goed wil hebben. Dat ben je niet geweest. Men
heeft het recht iemand te beoordeelen naar den invloed, dien hij op
zijn vrienden heeft. Die schijnen door jou alle begrippen van eer en
fatsoen te verliezen. Je hebt in ze opgezweept een dolle jacht naar
genot. Ze zijn in de diepte gezonken. En daar heb jij ze gebracht. Ja,
jij bracht ze daar en toch kan je glimlachen, zooals je nu glimlacht.
En er is nog erger. Ik weet, dat jij en Harry onafscheidelijk zijn.
Mij dunkt, daarom alleen hadt je moeten vermijden zijn zuster in
opspraak te brengen.
--Pas op, Basil, je gaat te ver.
--Ik moet spreken, en je moet luisteren. Je zult luisteren. Toen jij
Lady Gwendolen ontmoette, was er nooit in het minst over haar
gesproken. En is er nu in heel Londen een fatsoenlijke vrouw, die met
haar in het Park zou rijden? Zelfs haar kinderen mogen niet bij haar
blijven. En dan zijn er andere verhalen, verhalen, waarin je gezien
bent geworden, terwijl je 's morgens vroeg sloop uit slechte huizen en
terwijl je verkleed verdween in de smerigste krotten van Londen. Is
dat waar? Kan he
|