es. Als je mij niet helpt, moet ik hem verzenden. Als je
mij niet helpt, zal ik hem verzenden. Je weet wat de uitslag zal zijn.
Maar je zult me helpen. Je kunt niet meer weigeren. Ik wou je sparen.
Dat zal je mij toch toegeven. Je was streng, hard, beleedigend. Je
behandelde mij als geen wezen mij ooit durfde te behandelen, geen
levend wezen tenminste. Ik verdroeg alles. Nu is het aan mij om
voorwaarden te stellen.
Campbell verborg het gelaat in de handen en een huivering liep over
hem.
--Ja, nu is het mijn beurt, orders te geven, Alan. Je weet wat ik wil.
Het is doodeenvoudig. Kom, wind je nu niet zoo op. Het moet gedaan
worden. Pak het aan en doe het.
Gekreun kwam over Campbells lippen, en hij rilde over het geheele
lichaam. Het tikken van de klok op den schoorsteenmantel scheen den
tijd te verdeelen in afzonderlijke atomen van foltering, ieder te
zwaar om geleden te worden. Hij gevoelde als werd een ijzeren ring
langzaam nauw gekneld om zijn voorhoofd, als was de schande, die hem
bedreigde, reeds over hem gekomen. De hand op zijn schouder drukte als
lood. Het was ondragelijk. Ze scheen hem te verpletteren.
--Kom, Allan, neem een besluit.
--Ik kan het niet doen, sprak hij, werktuigelijk als konden woorden de
zaak verhinderen.
--Je moet. Er staat je geen keuze. Stel nu niet langer uit.
Hij aarzelde een oogenblik.
--Brandt er boven vuur?
--Ja, er brandt gas.
--Ik moet naar huis om het een en ander uit het laboratorium te halen.
--Neen Alan, je mag hier niet vandaan. Schrijf op een briefje wat je
noodig hebt, dan zal de knecht het in een cab gaan halen.
Campbell krabbelde een paar woorden, vloeide ze en schreef het adres
van zijn assistent. Dorian nam het briefje op en las het nauwkeurig
na. Toen belde hij, gaf het den knecht met het bevel zoo spoedig
mogelijk terug te komen en de dingen mee te brengen. Toen de deur van
de gang dicht viel, schrikte Campbell zenuwachtig op, en opstaande,
ging hij naar den schoorsteenmantel. Hij rilde als in koorts. Twintig
minuten lang sprak er niemand. Een vlieg gonsde door de kamer, en het
tikken van de klok was als hamerslagen.
Toen het een sloeg, keerde Campbell zich om en Dorian Gray aanziende,
zag hij tranen in zijn oogen. Er was iets in de volmaaktheid en de
verfijning van dat treurige gezicht, dat hem razend maakte.
--Je bent laag, schandelijk laag, mompelde hij.
--Stil Alan, je hebt mijn leven gered, sprak Dorian.
--Je leven? Groote God wat ee
|