d, schudde hij ze af met die vreemde onverschilligheid, die
niet onvereenigbaar is met een temperament vol heftigheden, dikwijls
zelfs--meenen moderne psychologen--een bewijs daarvan.
Het praatje liep eens, dat hij tot den Roomsch-Katholieken godsdienst
zou overgaan en de Roomsch-Katholieke ritualien hadden zeker altijd
een groote aantrekkelijkheid voor hem gehad. Het dagelijksche Offer,
meer verschrikkelijk waar dan al de offers der antieke wereld, roerde
hem door de grootsche verwerping van wat de zinnen bewijsbaar wilden,
door den primitiven eenvoud zijner essence, door de eeuwige pathos der
menschelijke tragedie, die het bracht in symbool. Hij vond het zalig
neer te knielen op het koude marmer, te zien naar den priester; in
zijnen stijven, gebloemden dalmatiek; met witte handen schoof hij den
voorhang van den tabernakel weg, hief de juweelen lantaren van den
monstrans op, den bleeken ouwel er in, die het panis coelestis, het
brood der Engelen is; in het misgewaad van de passie van Christus,
brak hij de Hostie in den kelk, sloeg zich de borst om zijne zonden.
De walmende wierookvaten, die ernstige jongens in hun kant en
scharlaken, als groote gouden bloemen de lucht inzwaaiden, hadden
fijne bekoring voor hem. En als hij dan wegging, zag hij met wonder
naar de zwarte biechtstoelen, voelde den wensch in zich: in de grijze
schaduw van een pilaar te zitten, te hooren naar de mannen en vrouwen,
die voor het gesloten rasterwerk fluisterden hun ware leven.
Maar hij had nooit de dwaasheid zijne intellectueele ontwikkeling te
doen ophouden door het aannemen van eenig geloof of systeem.
Mysticisme, met zijn wondere kracht van gewone dingen een schijn van
vreemdheid en onzegbaarheid te geven, bekoorde hem voor een tijd; voor
een tijd gaf hij zich over aan de materialistische leerstellingen van
de Darwinistische beweging in Duitschland, en vond er een genoegen in
gedachten en passies der menschen terug te brengen tot een parelachtig
celletje der hersenen, tot eene witte zenuw in het lichaam. Maar geen
theorie van het leven scheen hem zoo belangrijk toe als het Leven
zelve. Hij voelde intens, hoe dor iedere geestelijke berekening is,
zonder actie en ondervinding. Hij voelde, dat de zinnen, zoo goed als
de ziel, spiritueele mysteries konden openbaren.
En zoo maakte hij nu een studie van geuren, van de geheimen hunner
samenstelling; hij distilleerde zwaar geurende olien en brandde
welriekende harsen van het Oosten.
Hij zag,
|