oordde hij, iets, dat mij vreemd toescheen.
--Mag ik het nu even zien?
Dorian schudde het hoofd.
--Dat moet je mij niet vragen, Basil. Ik zou je onmogelijk voor het
portret kunnen brengen.
--Maar een anderen keer toch wel?
--Nooit.
--Wel misschien heb je gelijk. En nu adieu, Dorian. Je bent de eenige
persoon, die invloed op mijn kunst gehad heeft. Wat ik ooit goed deed,
heb ik aan jou te danken. Oh! je weet niet wat het mij kostte je alles
te vertellen, wat ik zoo even zei.
--Maar Basil, wat heb je mij nu verteld? Eenvoudig, dat je mij te veel
bewonderde. Dat is niet eens een compliment.
--Het was een biecht. Nu, dat ik die gedaan heb, is het of er iets uit
mij weg is. Misschien moest een mensch nooit zijn aanbidding onder
woorden brengen.
--Het was een biecht, die mij erg tegenviel.
--Maar wat verwachtte je dan, Dorian? Je hebt toch niets anders in het
portret gezien, wel? Daar was immers niets anders aan te zien.
--Neen, niets anders. Waarom vraag je dat? Maar je moet niet zoo van
aanbidden spreken. Wij zijn vrienden, Basil en dat moeten wij blijven.
--Je hebt Harry immers, sprak de schilder treurig.
--O Harry! lachte de jongen. Harry brengt zijn dagen door met
onmogelijke dingen te zeggen, en zijn avonden met onmogelijke dingen
te doen. Zoo een leven wil ik ook leiden. Maar toch geloof ik niet,
dat ik naar Harry zou gaan, als ik verdriet had. Ik zou eerder bij jou
komen, Basil.
Wil je weer eens voor mij pozeeren?
--Onmogelijk!
--Je vernietigt mijn leven als artist door te weigeren, Dorian.
Niemand ontmoet twee idealen. Enkelen maar een.
--Ik mag je niet zeggen waarom, Basil, maar ik kan nooit meer voor je
pozeeren. Er is iets noodlottigs in een portret. Het heeft een leven
van zichzelf. Ik zal bij je komen theedrinken, dat is even gezellig.
--Alleen voor jou, vrees ik, mompelde Hallward met een zucht van
spijt. En nu, adieu. Het spijt me, dat ik het portret nog niet eens
zien kan. Maar er is niets aan te doen. Ik begrijp heel goed, waarom
je het liever niet wilt.
Toen hij de kamer verlaten had, glimlachte Dorian Gray. Arme Basil!
hoe weinig vermoedde hij de ware reden! En hoe vreemd, dat in plaats
van zijn eigen geheim te moeten openbaren, hij bijna bij toeval
gedrongen was in het geheim van zijn vriend. Hoe vele dingen maakte
die vreemde biecht hem nu niet duidelijk! Die dwaze buien van
jaloezie, zijne hartstochtelijke toewijding, zijne buitensporige
loftuitingen, zijn vr
|