lachend.
Hij haalde de schouders op.
--Er is meer kans, dat jij mij vergeet, dan ik jou, Sybil.
Zij kreeg een kleur.
--Wat meen je daarmee, Jim? vroeg ze.
--Je hebt een vreemden vriend, hoor ik. Wie is hij? Waarom heb je mij
niet over hem gesproken? Hij heeft zeker niet veel goeds met je voor?
--Stil Jim! riep zij. Je mag geen kwaad van hem zeggen, ik hou van
hem.
--Zoo, en je weet niet eens zijn naam, antwoordde de jongen. Wie is
hij? Mij dunkt, ik heb toch wel recht dat te weten.
--Hij is mijn tooverprins. Vindt je dat geen mooie naam?... O, jou
dwaze jongen, je moet dien naam nooit vergeten. Als je hem zag, zou je
hem het mooist van de wereld vinden. Je zult hem eens ontmoeten, als
je uit Australie terugkomt. Je zult zeker veel van hem houden.
Iedereen houdt van hem en ik ... ik heb hem lief. Ik wou, dat je van
avond in de komedie kon komen. Hij zal er van avond zijn en ik zal
Juliet spelen. Verbeeldt je Jim, lief te hebben en dan Juliet te
moeten spelen! Hem daar te zien zitten. Voor hem te spelen! Ik ben
bang, dat ik het publiek zal afstooten of zal meeslepen. Want lief te
hebben, is zichzelf overtreffen. En ik, ik ben van hem, van hem
alleen, van mijn tooverprins, mijn God, mijn alles! Maar ik ben arm!
Arm?... Wat doet dat er toe? Komt armoede de deur in, dan vliegt de
liefde er uit, zegt het spreekwoord. Maar toen dat uitgevonden werd,
was het winter en nu is het zomer; voor mij is het lente, een
hoogfeest van bloesems in blauwe luchten.
--Hij is een groote meneer, zei de jongen somber.
--Een prins, riep zij met haar stem van muziek. Wat wil je meer?
--Hij wil je zijn slavin maken.
--Ik zou het vreeselijk vinden vrij te zijn.
--Ik wou, dat je voor hem oppaste.
--Hem te zien is hem aanbidden, hem te kennen is hem vertrouwen.
--Sybil, je bent dol met dien man.
Zij lachte en nam zijn arm.
--Jou oude gezellige Jim, je praat alsof je honderd jaar was. Jij zal
zelf ook nog wel eens verliefd worden, en dan zal je zelf ondervinden
wat het is. Kijk nu niet zoo brommig! Je moest blij zijn, dat je mij,
nu jij weggaat, zoo gelukkig achterlaat, als ik nooit geweest ben. Het
leven is tot nu toe alles behalve prettig en gemakkelijk voor ons
geweest, maar het zal nu anders worden. Jij gaat naar een nieuwe
wereld en ik heb er een gevonden. Kijk hier zijn juist twee stoelen;
laat ons hier nu gaan zitten en naar de mooie menschen kijken.
Zij zetten zich onder een menigte toeschouwers. De tul
|