Of neen, hij moest heelemaal niet naar de goudvelden
gaan; dat waren nare plaatsen, waar de mannen dronken werden, elkaar
in de herbergen doodschoten, en verschrikkelijk vloekten. Hij moest
maar schapenfokker worden en, op een avond naar huis rijdende, zou hij
een mooie erfdochter zien stelen door een roover op een zwart paard;
hij zou haar achterna gaan en haar redden. Natuurlijk werd zij
verliefd op hem, en hij op haar en ze zouden trouwen en naar Engeland
terugkomen en in een prachtig huis in Londen wonen. Ja, daar was een
heele boel prettigs voor hem weggelegd. Maar hij moest maar goed
oppassen en niet driftig worden of zijn geld onnoodig uitgeven. Zij
was maar een jaar ouder dan hij, maar zij wist toch veel meer van het
leven af. Hij moest haar ook iederen mail schrijven en iederen avond,
voor hij slapen ging, moest hij zijn gebed zeggen. God was zoo goed en
zou dan zeker over hem waken. Zij ook zou voor hem bidden en over een
paar jaar zou hij rijk en gelukkig terugkomen.
De jongen luisterde somber toe en gaf geen antwoord. Hij voelde zich
treurig, dat hij ver weg zou gaan.
Toch was het dit niet alleen wat hem somber en melancholiek maakte.
Onervaren als hij was, had hij toch een intens gevoel van gevaar van
Sybils toestand. Die jonge dandy, die haar zoo het hof maakte, had
zeker niet veel goeds in den zin. Hij was een heer, en hij haatte hem
daarom, haatte hem met een vreemd ras-instinct, dat hij niet kon
beredeneeren, dat daarom des te sterker in hem was. Hij kende ook de
ijdelheid en oppervlakkigheid van zijne moeder, en zag daarin een
groot gevaar voor Sybil, voor Sybils geluk.
Kinderen beginnen met hunne ouders lief te hebben; als zij ouder
worden gaan zij beoordeelen; soms vergeven zij ze.
Zijne moeder! Hij had haar iets willen vragen, iets waarover hij
maanden in stilte had gepeinsd. Een los gezegde, toevallig eens aan
het theater gehoord; een minachtend gefluister, tot hem gekomen, een
avond, dat hij aan de artistendeur wachtte, had verschrikkelijke
gedachten in hem gewekt. Het heugde hem nog, als had hij toen een slag
met de karwats over het gelaat gehad. Diepe rimpels groefden zich nu
in zijn voorhoofd; hij beet zich op de lip met een trek van pijn.
--Maar je luistert heelcmaal niet naar me, Jim, riep Sybil en ik maak
nog wel allerlei plannen voor je toekomst. Zeg toch eens wat?
--Wat wil je dat ik zeg?
--O, dat je een brave jongen zal zijn en ons niet vergeten zal,
antwoordde zij hem toe
|