vrouw een meer
practischen en minder bespiegelenden geest heeft? Dat het positieve en
het tegenwoordige sterker op haar werken dan de poezie van het
verledene, en dat zij dus meer liefde heeft voor het heldere heden dan
voor het schemerachtige verleden?
Hoeveel sympathie mevrouw Van Nijwoude ook met haren man gemeen had,
deze neiging deelde zij volstrekt niet met hem; want zij was eene echt
Hollandsche vrouw in haar zin voor helderheid en frischheid, voor bezems
en sponsen, voor opredderen en netjes houden; met echt nationalen
tegenzin en vijandschap tegen stof, spinnewebben en warboelen--als de
bibliotheek, bij voorbeeld! Die bibliotheek noemde zij dan ook het
_spinnekoppennest_, en zij wenschte niets vuriger dan viermaal in het
jaar met eene bende schoonmaaksters het _spinnekoppennest_ gewapenderhand
binnen te trekken, eene overweldiging, die vroeger periodiek gelukte,
maar nadat een heerlijke _Boetius de Consolatione philosophiae, a-0.
1490 Daventriae per Jacobum de Breda_, verleden jaar was weggeraakt,
werden de schoomnaaksters geweerd, want mijnheer Van N.---- beweerde
steeds, dat deze zijn _Boetius_ hadden gestolen.
--Maar lieve man, zeide zijne echtgenoote, hoe kunt gij nu zoo praten;
wat zouden zij daaraan hebben, een oud, leelijk stoffig boekje
misschien, en dan Latijn: dat is immers voor die menschen zonder enige
waarde.
--Oud en leelijk! En mijn vader wist niet of hij boos moest worden of
bedroefd.--Oud en leelijk! dat zijn je schoonmaaksters! en Latijn--En
geene waarde! een drukje van Jacobus de Breda, van 1490 Een kostbare
incunabel, die honderden guldens waard is!
--Het is zonde van het geld, meende mevrouw Van N.
--Phoe! zei mijnheer Van N.----, met een geluid, dat zoowel een
familietrek had van een zucht als van een verontwaardigingskreet, zette
zijn hoed op en stapte de deur uit.
Voor mij was het spinnekoppennest een paradijs vol geneugten: het was
een lusthof, waar ik niet alleen bekende, maar telkens nieuwe bloemen en
vruchten ontdekte. De profane wereld vond die kamer akelig en somber,
maar voor een ingewijde--en uit instinct was ik eenigszins een
ingewijde--wat eene geheimzinnigheid en poezie in die vergadering,
samengesteld uit den levenden geest van allen, die ooit op het gebied
van verstand, hart en verbeelding groot waren. Het was alsof de omgeving
dier duizenden boeken daar een zekeren invloed en geestelijke
aantrekking uitoefende. En het was eene zonderlinge gedachte, dat die
du
|