ad,
ijdel en dwaas geweest? Men zou evengoed kunnen zeggen, dat de viool van
mijnheer Tjilp niet bestond.
--Ik geloof, zei mijnheer Van N.---- nadenkend, ik geloof, dat er meer
waarheid is dan men denkt in het oude verhaal van den speelman, die
allen, waar hij kwam, met zijne viool betooverde en met hen kon doen,
wat hij wilde; ik meen geen feitelijke waarheid, maar psychologische
waarheid; die zijde der legende is miskend. Zoo heeft men bij zoovele
zaken het feit geloochend, omdat men het bloot als een feit opvatte en
niet als symbool van eene gedachte.
--Ik heb nooit sterker werking gezien van eene viool, zeide dokter
Vijzel, dan in mijne jeugd: toen speelde ik ook op dat werktuig en was
er eens mee bezig, toen mijn hond, wien het altijd verveelde, zoo razend
werd, dat hij als een tol door de kamer draaide en eindelijk, toen hij
al zijne aantrekkingskracht verspild en alleen middelpuntvliedende
kracht overgehouden had, als een kogel door het vensterglas heenvloog.
* * * * *
Mijnheer Tjilp glimlachte en trok het zich volstrekt niet, aan.
--Dokter, zei mijnheer Van N.---- neem mij niet kwalijk, maar dat
bewijst meer voor je hond dan voor je talent.
* * * * *
Er komt een tijd in het leven van den jeugdigen mensch, waarin het
scheppend vermogen en de verbeelding levendig werkzaam worden, en waarin
de zichtbare en onzichtbare wereld hooger en gloeiender tinten ontvangen
van de poezie, die blaakt in het jonge gemoed. Het is de tijd, waarvoor
_there's music in all things_, waarin de wolken gedaanten, de lucht
stemmen, de schaduwen leven hebben, waarin alles tot de verbeelding
spreekt, en de verhoogde werking van het bloed een gevoel van uitbundige
kracht en levenslust geeft.
In dezen leeftijd en de stemming, die hij meebracht, kon het niet anders
of het classicisme begon voor het romantisme te wijken. Wij kenden van
de klassieken vooral het ernstige en deftige. Wel werden wij opmerkzaam
gemaakt op het gevoel in sommige tafereelen van Homeros, op "zedelijke
schoonheden" van Euripides. Maar van het Grieksche en Romeinsche
gemoedsleven, van hunne hartstochten, bleef ons veel verborgen. Daarom
opende zich het gevoelige hart te gretiger voor de zoet mystische poezie
der middeleeuwen. Wanneer ik dan weder: als naar gewoonte aan den voet
van eene der kasten in de bibliotheek zat te lezen, was het doorgaans
een boek, dat mij thans zeer aantrok. Het was ee
|