randeren en in zijn vorigen stand
terugbrengen; anderen verhalen, en dit schijnt meer waar, dat de
nakomelingen van de beide broeders, in later tijd, deze twee huizen
lieten veranderen zooals ze tegenwoordig bestaan, weder volkomen gelijk
aan elkander.
De overlevering schijnt ook steeds in die geslachten bewaard te zijn
gebleven, want hoewel de huizen vernieuwd en veranderd werden, elke
verandering geschiedde steeds aan beide huizen te gelijk. Maar altijd
was dat eene huis in slechten reuk gebleven. Ook zegt men, dat niet
alleen op de afstammelingen van meester Egbert een ongelukkig lot
rustte, maar ook vreemde bewoners, die dit huis betrokken, dat lot
overerfden en ook zij gedoemd waren, hun geluk te zoeken, waar het niet
was, en het voorbij te zien, waar het lag.
* * * * *
Zomers zijn voorbijgegaan met zonneschijn en zingende vogels--winters
zijn weggesmolten met ijs en sneeuw--sinds wij in den tuin zaten te
luisteren naar de woorden van mijnheer Van Nijwoude.
Ik was intusschen de kinderschoenen uit- en de jongelingslaarzen
ingegroeid, en het werd nu bij mijne vrienden eene belangrijke vraag,
wat ik moest worden. Ik was niet weinig verlegen, toen mijn vader mij
eens in de bibliotheek riep en vroeg:
--Jongen! wat wilt gij worden?
Nu moet men weten, dat ik wel verscheidene bepaalde wenschen en plannen
had, als bij voorbeeld, een schoon rijzig man te wezen met lange zwarte
knevels en eene losse bevalligheid van taal en manieren, waar ieder
onwillekeurig door ingenomen werd, zooals mijn neef de student, die
allerlei buitensporigheden bedreef, maar wiens dwaze grillen en
phantastische zotheden ieder onweerstaanbaar deden lachen.
Op andere tijden was er een andere wensch, die zich op den voorgrond
plaatste, namelijk een beroemd schilder te worden, voor wiens
scheppingen de menschen opgetogen zouden staan en wiens genie hen aan de
toovermacht van het schoone zou onderwerpen.
Of ook boeken te schrijven, die tranen van aandoening aan lieve oogen
zouden ontlokken, of waardoor de menschen in hun diepste binnenste
geroerd, waardoor zij veredeld zouden worden.
Verder wilde ik getrouwd zijn en kinderen hebben, en in dichterlijke
tinten zweefde mij het gelukkigste gezin voor oogen.
Met geen van deze plannen, die alle reeds zeer uitgewerkt als idealen in
mijn geest rondzweefden, durfde ik evenwel bij mijn vader voor den dag
komen, daar ik flauw vermoedde, dat deze minder aan de bed
|