k in den hemel, en misschien ziet uwe moeder nu op u neder en is
gelukkig, dat er eene vrouw is, die voor u als eene tweede moeder zal
zorgen en aan wie gij dierbaar zijn zult als een kind.
Bella weende en legde het hoofdje met de donkere haren in den schoot,
die haar wel niet gedragen had, maar waarboven een hart klopte zoo vol
en zoo overvloeiend van moederlijke liefde!
Mevrouw v. N. keek haar man aan, en hij zag haar aan, en beiden dachten
met stillen weemoed aan een lief kind, dat, evenals Bella nu, aan hare
zijde gehangen had, en nieuwe tranen welden op met deze oude
herinnering.
Bella hief het hoofd op en haar wonderlijk verstandige en levendige
oogen op mevrouw v. N. richtende, begreep zij die droefheid, en hare
armen teeder om mevrouw v. N.'s hals slaande, riep zij:
--Moeder! mag ik u dan moeder noemen? En wilt gij mij nemen in de plaats
van wat gij verloren hebt?
En ik stond daar bij en terwijl ook mijn hart vol was en ik het zoo
voelde, dat eene moeder toch wel iets meer is dan eene eenigszins
bejaarde vrouw, die thee schenkt en boterhammen maakt, en een mandje met
sleutels heeft,--en ik ook wel iets had willen zeggen om mijn gevoel te
luchten, stond ik als een slungel aan mijn neus te krabbelen en mij te
verwonderen over de onbevalligheid en onhandigheid van een jongen en
over de snelle gevatheid, waarmede een meisje in zulke toestanden de
juiste snaren weet te treffen.
* * * * *
De bibliotheek van mijnheer v. N. was de kamer, waarin ik zoo dikwijls
gezeten, waarin ik zoo veel geleefd en gelezen heb, waaraan zoo vele
draden van latere verschijnselen en eigenschappen van mijn geest zijn
vastgehecht, dat het geen wonder is, indien menig blad van het
levensboek mijner jeugd daarvan vol is. Het blad, dat ik bij het
doorbladeren van dat boek nu opsla, bevat omtrent die bibliotheek een
gewichtig en merkwaardig voorval.
Wat in geen jaren gebeurd was--het _spinnekoppennest_ zou worden
schoongemaakt! Zoo was beslist in eene zitting met gesloten deuren,
welke mevrouw v. N.--met hare meiden en schoonmaaksters had gehouden.
Op een ochtend--ik zat in oude prenten te snuffelen--kwam mevrouw v. N.
binnen. Dat gebeurde nooit of er moest iets bijzonders aan de hand zijn,
want de bibliotheek diende ook voor de plaats, waar belangrijke
aangelegenheden werden bepraat en beslist.
Of mijnheer v. N. eenig voorgevoel had, weet ik niet; maar ik dacht, dat
hij ongerust opzag. Zijne
|