het hoofd schudde
als iemand, die zich niet wil laten overtuigen.
"Vergeet niet," hernam ik, "dat als zulk een dier bestaat, als het
de diepten van den Oceaan bewoont, als het eenige kilometers onder
de oppervlakte der zee zwemmen kan, dat het dan noodzakelijk een
samenstel hebben moet, welks kracht alle vergelijking te boven gaat."
"En waarom dan?" vroeg Ned.
"Omdat er eene onberekenbare kracht noodig is om zich in zulk eene
groote diepte op te houden, en aan den druk van de massa water boven
zich weerstand te bieden."
"Zoo?" zeide Ned terwijl hij mij aankeek en een oogje knipte.
"Zeker, en eenige cijfers kunnen u dit gemakkelijk bewijzen."
"O cijfers!" antwoordde Ned, "daar doet men mede wat men wil."
"In handelszaken is dit mogelijk Ned, maar niet in de wiskunde. Hoor
slechts: laat ons aannemen dat de drukking van den dampkring wordt
voorgesteld door den druk van eene kolom water van 32 voet hoog;
in wezenlijkheid zou de kolom minder hoog zijn, omdat wij hier
te doen hebben met zeewater, waarvan de dichtheid veel grooter is
dan van zoet water; welnu Ned, evenveel maal 32 voet als gij naar
beneden duikt, even zooveel atmosferen drukken er dan op uw lichaam,
of een even groot aantal kilogrammen op elken vierkanten centimeter
van de oppervlakte uws lichaams. Daarom volgt dat op eene diepte van
320 voet die drukking gelijk staat met die van tien atmosferen, en
als men eene diepte van 32000 voet of ruim tien kilometer bereiken
kon, dan zouden er duizend atmosferen op u drukken; elke vierkante
centimeter derhalve van uwe lichaamsoppervlakte zou een gewicht te
dragen hebben van duizend kilogram; en weet gij nu wel, mijn dappere
Ned, hoeveel vierkante centimeters die oppervlakte bedraagt?"
"In het geheel niet, mijnheer Aronnax."
"Ongeveer 17000."
"Nog zooveel?"
"En daar in de werkelijkheid de drukking van den dampkring nog iets
meer is dan een kilogram op de vierkante centimeter, zoo dragen uwe
17000 vierkante centimeter op dit oogenblik een gewicht van 17568
kilogram."
"Zonder dat ik er iets van merk?"
"Zonder dat gij het bemerkt. En dat gij door zulk een drukking niet
verpletterd wordt, komt omdat de lucht met een even groote drukking
in uw lichaam doordringt, van daar een volmaakt evenwicht hetwelk het
u gemakkelijk doet dragen; maar in het water is het een ander ding."
"Ja wel, dat begrijp ik," antwoordde Ned, die wat oplettender was
geworden, "omdat het water mij omringt, en niet in mijn
|