voorstuk!"
Het stuk op den voorsteven werd onmiddellijk geladen en gericht;
het schot ging af, maar de kogel vloog eenige voeten te hoog en over
het dier heen, dat op een halven kilometer voor ons uit zwom.
"Een ander die beter bij de hand is!" schreeuwde de kapitein, "500
dollars voor hem die het verwenschte beest raakt!"
Een oude kanonnier met grijzen baard, ik zie hem nog, naderde bedaard
en kalm het stuk, richtte het en mikte lang. Een zware slag dreunde,
en de equipage stiet een vreugdekreet uit. De kogel had het dier
getroffen, maar niet vlak op zijn lichaam, want hij gleed langs de
ronde oppervlakte af, en vloog twee kilometer verder in zee.
"Wat drommel," riep de oude kanonnier woedend, "is die schelm dan
met zesduims platen gepantserd?"
"Vervloekt!" riep de kapitein.
De jacht begon op nieuw, de kapitein wendde zich tot mij en zeide:
"ik zal het vervolgen tot mijn fregat in de lucht vliegt."
"Gij hebt gelijk!" antwoordde ik.
Men hoopte dat het dier uitgeput zou raken, en dat het niet evenals
een stoommachine onvermoeid zijn zou, maar verre van dien; het
eene uur verliep na het andere, zonder dat het eenig teeken van
afmatting gaf. Ik moet der Abraham Lincoln ter eere nageven, dat
zij met onvermoeide inspanning volhield, ik bereken dat het schip op
dien ongelukkigen zesden November wel 500 kilometer aflegde; maar de
duisternis viel, en overdekte de onstuimige zee met haren sluier. Op
dat oogenblik meende ik, dat onze tocht geeindigd was, en wij het
bovennatuurlijke dier niet terug zouden zien; maar ik bedroog mij. 's
Avonds tien minuten voor elven zagen wij het electrieke licht weder
op drie kilometer voor ons uit; het was even helder, even glanzend
als den vorigen nacht.
De eenhoorn scheen onbeweeglijk. Misschien was hij vermoeid van
den wedren, en sliep hij, of liet hij zich door de golven zachtkens
voortwiegelen. Dit was eene kans, waarvan de kapitein gebruik wilde
maken. Hij gaf dienovereenkomstig zijne bevelen. De Abraham Lincoln
naderde voorzichtig en langzaam onder halven stoom om de aandacht van
zijn tegenstander niet op te wekken. Men ontmoet niet zelden in volle
zee walvisschen in diepe rust, welke men dan met goed gevolg aanvalt,
en Ned Land had er meer dan een in den slaap geharpoend; hij ging weder
op zijn post op den boegspriet. Het fregat naderde zonder veel geraas,
stopte op twee kabellengte afstands van het dier, en dreef langzaam
voort: men haalde bijna geen adem meer; diepe
|