omt, zal u die wel smaken
als gij een kenner zijt."
Ik nam de mij aangeboden sigaar aan; zij had een goudkleurig dekblad;
ik stak haar op aan een klein komfoor op sierlijken bronzen voet,
en deed de eerste trekken met het welgevallen van een liefhebber,
die in geen twee dagen gerookt heeft.
"Zij is voortreffelijk," zeide ik, "maar het is toch geen tabak?"
"Neen," antwoordde de kapitein, "die tabak komt niet uit Havana
of uit Oost-Indie; het is eene soort van nicotine-houdend zeegras,
dat de zee, hoewel vrij schaars, oplevert. Betreurt gij uwe Havana's
nog, mijnheer?"
"Ik laat die van nu af staan, kapitein."
"Rook dan naar hartelust zonder u over de herkomst van deze sigaren
te bekommeren; geene belasting drukt ze, maar daarom zijn zij geloof
ik niet minder goed."
"Integendeel."
Daarna opende kapitein Nemo eene deur tegenover die, waardoor wij de
bibliotheek waren binnengetreden, en ik trad een ruim en schitterend
verlicht salon binnen. Het was een groot vierkant met afgesneden
hoeken, tien meter lang, zes breed, en vijf hoog. Een zacht maar zeer
helder licht viel van een rijk met arabesken beschilderd plafond
op al de wonderen, welke in dit museum opeen waren gestapeld; want
het was waarlijk een museum, waarin eene ervaren en rijke hand al
de schatten van natuur en kunst had bijeengebracht op eene wijze,
welke de kunstmatige verwarring van een schildersatelier kenmerkt.
Een dertigtal meesterstukken hingen in gelijkvormige lijsten langs
de wanden, die met een sierlijk doch deftig behangsel waren bedekt;
daartusschen hingen schitterende wapentropheeen. Ik zag daaronder
schilderijen van de hoogste waarde, welke ik voor het grootste gedeelte
in bijzondere verzamelingen en op tentoonstellingen had bewonderd. De
verschillende scholen der oude meesters waren vertegenwoordigd door
eene madonna van Rafael, eene moedermaagd van Leonard da Vinci, eene
nimf van Correggio, eene vrouw van Titiaan, eene aanbidding van Paul
Veronese, eene hemelvaart van Murillo, een portret van Holbein, een
monnik van Velasquez, eene kermis van Rubens, een vlaamsch landschap
van Teniers, genrestukjes van Gerard Dou, Metzu en Paulus Potter,
zeestukjes van Bakhuijzen en Vernet; onder de nieuwere schilderijen
merkte ik op van Delacroix, Rosa Bonheur, de Keijser, Ingres, Scheffer,
Meyssonier, enz. Eenige prachtige nabootsingen van de schoonste
modellen der oudheid in marmer of brons, stonden op voetstukken in de
hoeken van dit schoone mu
|