onderlinge
uitwerking van het licht. Het was toen ongeveer tien uur in den
morgen. De stralen der zon vielen vrij schuin op zee, het licht
werd door terugkaatsing, evenals wanneer het door een prisma valt,
ontbonden, zoodat bloemen, rotsen, planten, schelpen, polypen, kortom
alles met de zeven kleuren van het zonnespectrum schitterde. Het
was een wonder, verrukkelijk voor het oog, die dooreenmenging en
schakeering van kleuren, een ware kaleidoskoop van groen, geel,
oranje, paarsch, blauw, in een woord het geheele palet van een dollen
schilder! Hoezeer speet het mij, dat ik aan Koenraad mijne levendige
indrukken niet kon mededeelen, en dat ik met hem niet kon wedijveren
in uitroepen van verbazing! Waarom kon ik niet, evenals kapitein
Nemo met zijn makker, door teekens mijne gedachten mededeelen! Bij
gebrek aan beter praatte ik dus maar tot mij zelven; ik schreeuwde
in de koperen doos, waarin mijn hoofd besloten was, en gebruikte,
met mijne ijdele woorden mogelijk meer lucht dan ik mocht.
Koenraad was bij dit prachtig schouwspel evenals ik blijven stilstaan;
zeker was die brave jongen bij die massa zooephyten en molusken weder
aan het rangschikken; duizenden soorten van planten en dieren toch
lagen op den bodem, en het speet mij telkens als ik schoone exemplaren
er van plattrapte; doch wij moesten vooruit; wij gingen te midden
van al die wonderen voort, ik mocht mij nauwelijks een oogenblik
ophouden, want ik volgde den kapitein, die mij telkens met een wenk
riep. Weldra veranderde de aard van den bodem; op de zandvlakte
volgde een laag kleverige modder, die uit kalkschelpen ontstaan was;
daarop gingen wij door eene weide van zeegras en zwamplanten van
wonderlijke groeikracht. Deze dichtbegroeide perken waren zacht om
op te loopen, en konden met de zachtste, door menschenhanden geweven
tapijten wedijveren. Maar terwijl het groen onder onze voeten zich
uitspreidde, was het ook boven ons hoofd te vinden; er vormde zich
nu en dan als een prieel van zeeplanten, welke allen tot de grassen
behoorden, waarvan men meer dan duizend soorten kent; de kleuren der
planten waren ook verschillend, waarbij ik opmerkte, dat de groene
planten meer tot de oppervlakte der zee naderden, terwijl de roode
op eene middelmatige diepte, en de zwarte of bruine in de grootste
diepten van den Oceaan gevonden werden.
Wij hadden voor ongeveer anderhalf uur de Nautilus verlaten;
het was bij twaalven; ik bemerkte het aan den loodrechten stand
der zon
|