n; doch op zijde geslagen was het
volgeloopen en gezonken; het helde aan bakboordzijde nog over. Het was
een treurig schouwspel, dat wrak daar onder water te zien drijven,
maar nog treuriger te aanschouwen, hoe eenige lijken op het dek met
touwen vastgesjord lagen. Ik telde er vijf, vier mannen, van wie een
nog aan het roer stond, en verder eene vrouw, welke halfweg uit de
kajuitskap met een kind in den arm te voorschijn kwam; de vrouw was
nog jong; door het licht van de Nautilus beschenen kon ik duidelijk
hare trekken onderscheiden, welke het water nog niet onkenbaar gemaakt
had. Bij eene laatste stuiptrekking had zij haar kind nog opgeheven,
doch het arme kleine wicht hield de armpjes om den hals der moeder
geslagen. De houding der vier matrozen was vreeselijk, verwrongen als
zij waren door stuiptrekkende bewegingen, terwijl zij eene laatste
poging hadden gedaan om zich van de koorden, waarmede zij aan het schip
gebonden waren, te ontdoen. Slechts de stuurman zag er kalmer uit;
zijn gelaat was ernstig, de grijze haren zaten hem tegen de slapen
geplakt, en met de hand aan het roerrad geklemd, scheen hij zijnen
verongelukten driemaster nog door de diepten van den Oceaan te willen
sturen. Welk een tooneel! Wij waren verstomd; ons hart klopte hoorbaar
bij het gezicht van die als 't ware op heeter daad betrapte schipbreuk,
welke om zoo te zeggen in hare laatste oogenblikken gephotographeerd
was! Ik zag reeds vreeselijk groote haaien met vurig oog naderen,
zeker aangelokt door die lekkernij van menschenvleesch. De Nautilus
maakte eene wending en draaide om het gezonken schip heen, zoodat ik
een oogenblik op den spiegel lezen kon:
Florida, Sunderland.
HOOFDSTUK XIX
Vanikoro.
Dit vreeselijk schouwspel was de voorbode van eene menigte zeerampen,
welke de Nautilus op haar weg zou ontmoeten. Sedert wij in meer
bezochte zeeen kwamen, zagen wij dikwijls rompen van schepen, welke
drijvende bijna geheel verrot waren, en dieper op den bodem lagen
kanonnen, kogels, ankers, ketens en duizend andere voorwerpen, die
door den roest werden verteerd.
Altijd medegesleept door de Nautilus, waarin wij geheel afgezonderd
van de wereld leefden, kregen wij 11 December den Pomotu-Archipel in
het gezicht. Het waren de "Gevaarlijke eilanden" van Bougainville,
die zich over eene ruimte van 2000 kilometer van het Oost-Zuid-Oosten
naar het West-Noord-Westen tusschen 253 deg. 50' en 13 deg. 30' Z.B. en 151 deg.
30' en 125 deg. 30' W.L. uit
|