ns voorstel mede. De laatste
haastte zich om het aan te nemen, en ditmaal was ook de Amerikaan
genegen om ons te volgen.
Het was acht uur 's morgens; een half uur daarna waren wij
voor onze nieuwe wandeling gereed; en voorzien van licht- en
ademhalingstoestellen. De dubbele deuren werden geopend, en in
gezelschap van den kapitein, die door een twaalftal mannen gevolgd
werd, stonden wij weldra op tien meter diepte op den vasten bodem,
waarop ook de Nautilus lag. Eene lichte helling voerde ons naar een
heuvelachtig terrein, dat op vijftien vademen diepte lag; dit was
geheel verschillend van de streek, welke wij bij onzen eersten tocht
gezien hadden. Hier was geen fijn zand, geen onderzeesch weiland, geen
woud van zeeplanten; ik herkende onmiddellijk de verwonderlijke streek,
waar kapitein Nemo ons zou rondleiden; het was het rijk der koralen.
De koraal is eene vereeniging van zeer kleine diertjes, welke zich
om de brooze en steenachtige huls van een polyp verzamelen. Die
polypen hebben een eenigen oorsprong en ontstaan door uitbotting;
zij hebben een bijzondere natuur. Het is dus een soort van natuurlijk
socialisme. Ik kende de laatste werken, welke over die zonderling
gevormde schepsels geschreven waren, en niets kon mij dus meer belang
inboezemen, dan een van die versteende wouden te bezoeken, welke de
natuur op den bodem der zee geplant heeft.
Onze toestellen van Ruhmkorff werden in orde gebracht, en wij volgden
eene koraalbank, welke nog bezig was met zich te vormen, en eens
mettertijd dit gedeelte van den Indischen Oceaan zal afsluiten. Onze
weg was omzoomd met onuitroeibare struiken, welke gevormd werden door
heesters, die met witte stervormige bloemen als bezaaid werden. Echter
groeiden die heesters, in tegenstelling van de planten op het vaste
land, van boven naar beneden en zaten aan de rotsen vast.
Het licht veroorzaakte schitterende kleurschakeeringen tusschen
die heldere takjes; het was als zag ik die cylindervormige pijpjes
door de golving van het water trillen; ik had lust om die frissche
bloemknoppen te plukken, waarvan sommige pas geopend waren en andere
ternauwernood uitbotten, terwijl kleine vischjes, als ware het een
zwerm vogeltjes, met vlugge vin er tusschen doorschoten; doch als ik
met de hand naar die levende bloemen, naar die bezielde takjes greep,
dan was alles eensklaps in opschudding; de witte knoppen weken in roode
kokertjes terug, de bloemen verdwenen en het heestertje veranderde
in e
|