en met kleine uitwassen begroeid stuk steen. Het toeval had mij
bij de kostbaarste zooephyten gebracht. Deze koraalsoort was minstens
evenveel waard, als die welke in de Middellandsche zee op de Fransche,
Italiaansche en Afrikaansche kusten gevonden wordt. De dichters geven
haar met recht de namen van "bloedbloem" en "bloedschuim," welke in
den handel als de beste soort worden beschouwd. Die koralen kosten tot
honderd rijksdaalders het kilogram, en op deze plek lag de fortuin
van een wereld van koralenvisschers onder de zee bedolven. Tusschen
deze kostbare stof, welke hier vast opeengepakt en bijna niet los te
rukken was, vond ik van tijd tot tijd wonderschoone rozeroode koralen.
Weldra echter stonden de struiken dichter op elkander, en de takken
werden grooter. Wij hadden wezenlijke versteende boschjes en lange
galerijen van eene phantastische architectuur voor ons.
De kapitein trad eene sombere galerij binnen, welke ons langs eene
helling tot op meer dan honderd meter diepte voerde. Het licht onzer
lantaarns bracht soms eene tooverachtige werking te weeg als het op de
ruwe punten van dit natuurlijke gewelf en op de hangende koraalbrokken
scheen, wier uiteinden dan op vurige punten geleken.
Na twee uur te zijn voortgegaan, hadden wij eene diepte van
omstreeks driehonderd meter bereikt; dit was ongeveer de grens der
koralenvorming. Maar hier waren het niet meer enkele struikjes,
of nederige boschjes, het was het groote woud, het waren kolossale
voortbrengselen uit het delfstoffenrijk, prachtig versteende boomen,
welke door bevallige slingers verbonden waren, waarop het licht met
zijne schoonste kleuren speelde. Wij gingen vrij onder de hooge takken
door, terwijl voor onzen voet zich kleinere koralen als een bloemtapijt
vertoonden. Welk een onbeschrijfelijk schouwspel! Hoe jammer dat wij
elkander onze gewaarwordingen niet konden mededeelen! Waarom waren
wij onder dit hulsel van metaal en glas verborgen? Waarom konden
wij met elkander niet spreken? Waarom leefden wij niet als visschen;
welke het water bevolken, of nog liever als amphibien, die uren lang
zooals zij verkiezen op het land of in het water kunnen doorbrengen?
Ondertusschen bleef de kapitein stilstaan. Mijne makkers en ik hielden
eveneens halt, en toen ik mij omkeerde zag ik dat de ons volgende
manschappen een halven kring om hun aanvoerder vormden. Toen ik
nauwkeuriger toekeek, zag ik dat vier hunner een langwerpig voorwerp
op hunne schouders droegen.
|