n
steven naar Santa-Cruz en wierp het anker voor Namouka een der
Vriendschapseilanden. Toen kwamen de schepen op de onbekende klippen
van Vanikoro; de Boussole zeilde vooruit, en stootte aan den zuidkant
van het eiland; de Astrolabe kwam te hulp, doch leed eveneens
schipbreuk. Het eerste schip werd bijna onmiddellijk uit elkander
geslagen; het tweede dat onder den wind op het zand geraakt was,
hield het nog eenige dagen uit; de schipbreukelingen werden door de
inlanders vrij goed ontvangen: zij zetten zich op het eiland neder
en bouwden daar een kleiner schip met de overblijfselen van het
groote. Eenige matrozen bleven vrijwillig op Vanikoro; de anderen,
hoewel zwak en ziek, vertrokken met La Perouse. Zij zetten koers naar
de Salomon-eilanden, en vergingen met man en muis op de westkust van
het voornaamste eiland dier groep."
"En hoe weet gij dat?" vroeg ik.
"Ziehier wat ik op de plaats van die laatste schipbreuk gevonden heb."
Kapitein Nemo liet mij een blikken doos zien, waarop het wapen van
Frankrijk stond ingeslagen, en die geheel door het zeewater was
ingevreten. Hij opende haar en ik zag een aantal geel geworden, doch
nog leesbare papieren. Het waren de instructien van den Minister van
Marine aan La Perouse, op welker kant Lodewijk XVI eigenhandig eenige
aanteekeningen had gemaakt.
"Het is een schoone dood voor een zeeman!" zeide toen kapitein
Nemo. "Het is een kalm graf daar onder de koralen, ik wensch dat de
hemel mij en mijne makkers nimmer ander graf schenke!"
HOOFDSTUK XX
De Torrestraat.
In den nacht van 27 op 28 December verliet de Nautilus de kusten
van Vanikoro met buitengewone snelheid. Zij richtte zich naar het
zuidwesten, en in drie dagen doorliepen wij de 750 kilometer, welke
dit eiland van de zuidoostpunt van Nieuw-Guinea scheidt.
Den 1sten Januari 1868 kwam Koenraad zeer vroeg in den morgen op het
plat bij mij.
"Mijnheer," zeide de brave jongen, "zal mij toch niet kwalijk nemen
als ik hem een gelukkig nieuwjaar wensch?"
"Wat, Koen? Evenmin als te Parijs in mijne studeerkamer; ik neem uw
wensch aan en dank u er voor; alleen wil ik u vragen wat gij bedoelt
met een gelukkig nieuwjaar in de omstandigheden, waarin wij ons
bevinden? Is het een jaar dat een einde aan onze gevangenschap maken
moet, of een waarin wij deze vreemdsoortige reis zullen voortzetten?"
"Ik weet niet wat ik mijnheer moet antwoorden," zeide Koenraad. "Zeker
is het dat wij vreemde dingen zien, en dat wij i
|