FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150  
151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>  
ezels lag, dat uit niet te ontwarren knoopen bestond, en met een soort van gomachtig meel aan elkander zat geplakt. Dit meel was de sago, welk voedsel vooral door de bevolking van dezen Archipel genuttigd wordt. Ned Land stelde zich voor het oogenblik tevreden met den stam in stukken te hakken, zooals hij met brandhout zou gedaan hebben; hij behield zich voor om er later het meel uit te halen en op te zamelen, en om het, als het in de zon wat gedroogd was, in Tormen te laten hard worden. Eindelijk verlieten wij tegen vijf uur s'avonds met al onze schatten het eiland, en een half uur daarna lagen wij weder naast de Nautilus. Bij onze komst verscheen er niemand, de groote ijzeren cylinder scheen verlaten; toen wij onzen voorraad aan boord hadden ging ik naar mijne kamer, waar het souper gereed stond; ik at en ging naar bed. Den volgenden morgen, 6 Januari, gebeurde er niets bijzonders aan boord. Geen enkel gerucht, geen enkel teeken van leven kwam tot mij. De sloep was naast het vaartuig blijven liggen op dezelfde plaats, waar wij haar den vorigen avond gelaten hadden. Wij besloten nog eens naar het eiland Gueboroar te gaan. Ned Land hoopte op de jacht gelukkiger te zijn dan den vorigen dag en wilde een ander deel van het woud bezoeken. Met het opgaan der zon waren wij op weg. In weinige oogenblikken bereikte onze sloep met behulp van een gunstigen stroom het eiland. Wij gingen aan land, en omdat wij dachten dat het goed was als wij aan het verlangen van Ned Land voldeden, volgden wij hem, doch hadden werk om hem met zijne lange beenen bij te houden. De Amerikaan liep de kust in westelijke richting langs, daarna doorwaadde hij eenige kleine riviertjes, en ging naar eene hoogvlakte, welke door wonderschoone bosschen begrensd werd. Eenige ijsvogels zwierven langs de riviertjes, doch lieten zich niet benaderen. Hunne schuwheid bewees mij dat die vogels wisten wat zij van wezens van onze soort te wachten hadden, en ik maakte daaruit de gevolgtrekking dat als het eiland al niet bewoond was, er ten minste van tijd tot tijd menschen kwamen. Toen wij eene vrij weelderige weide door waren gegaan, kwamen wij aan den rand van een klein bosch, waar het gezang en gekweel van een groot aantal vogels ons vroolijk tegenklonk. "Dat zijn nog maar vogels," zeide Koenraad. "Maar er zijn er toch bij, die men eten kan!" antwoordde de harpoenier. "Ik geloof het niet, vriend Ned," hervatte Koenraad, "want ik zie niets dan papegaai
PREV.   NEXT  
|<   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150  
151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>  



Top keywords:

eiland

 

hadden

 
vogels
 

daarna

 

vorigen

 
riviertjes
 

Koenraad

 
kwamen
 
westelijke
 

bestond


hoogvlakte
 

kleine

 

eenige

 

gomachtig

 

doorwaadde

 

richting

 

wonderschoone

 

lieten

 

benaderen

 
schuwheid

zwierven
 

ijsvogels

 

bosschen

 
begrensd
 
Eenige
 

Amerikaan

 

gingen

 
stroom
 

dachten

 

gunstigen


behulp
 

weinige

 

oogenblikken

 
bereikte
 

verlangen

 

beenen

 

elkander

 

houden

 

voldeden

 
volgden

geplakt

 
bewees
 

ontwarren

 
aantal
 
vroolijk
 

tegenklonk

 
hervatte
 

papegaai

 

vriend

 
geloof