FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112  
113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>   >|  
bosschen welke ik bezit hebben licht, noch warmte van de zon noodig. Er zijn geen leeuwen of tijgers, geen panters of andere viervoetige dieren; ik ken ze alleen; zij groeien slechts voor mij; het zijn geene bosschen op het land, maar onder de zee." "Onderzeesche bosschen!" riep ik uit. "Zooals gij zegt, mijnheer." "En gij wilt er mij in brengen?" "Juist." "En te voet?" "Zelfs droogvoets." "En op de jacht?" "Ja!" "Met het geweer in de hand?" "Met het geweer in de hand." "Ik keek den kapitein van de Nautilus aan met een gezicht, dat alles behalve vleiend voor zijn persoon was. Ik dacht dat zijne hersens gekrenkt waren, dat hij een aanval van waanzin gehad had, die acht dagen en dat die zelfs nog voortduurde. Het is jammer; ik had toch liever met zijne vreemdsoortige eigenaardigheden te doen, dan met een gek! Waarschijnlijk kon de kapitein deze gedachten duidelijk op mijn gelaat lezen, doch hij vergenoegde zich met mij te verzoeken hem te volgen, en ik deed dit als iemand die op alles voorbereid is. Wij kwamen in de eetzaal, waar het ontbijt gereed stond. "Mijnheer Aronnax," zeide de kapitein, "ik verzoek u met mij te willen ontbijten; dan kunnen wij op ons gemak praten. Ik heb u wel eene wandeling door de bosschen beloofd, maar volstrekt niet gezegd dat gij daar eenige restauratie zoudt vinden. Ontbijt dus als iemand die eerst zeer laat dineeren zal." Ik deed het maal eer aan; het bestond weder uit verschillende vischsoorten en zeeplanten. Wij dronken daarbij zuiver water, waarin ik, op des kapiteins voorbeeld eenige droppels van een gistenden drank voegde, welke op de Kamtschatdaalsche wijze uit een soort van zeewier (rhodomenia palmaea) bereid was. De kapitein at zonder een woord te spreken; toen hij gedaan had, zeide hij: "Mijnheer de professor, toen ik u voorstelde om eene jacht in de bosschen van Crespo bij te wonen, hebt gij gemeend dat ik met mij zelven in tegenspraak was. Toen ik u vertelde dat er sprake was van onderzeesche bosschen, dacht gij dat ik gek was. Men moet de menschen nooit zoo lichtzinnig beoordeelen, mijnheer." "Maar kapitein, gij zult toch niet gelooven, dat...." "Hoor mij aan, mijnheer, en gij zult kunnen beoordeelen of gij mij voor gek, of in tegenspraak met mij zelven moet houden." "Ik luister." "Gij weet even goed als ik, mijnheer, dat de mensch onderwater leven kan als hij maar een voorraad lucht met zich mede voert. Bij werken onder water wordt d
PREV.   NEXT  
|<   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112  
113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>   >|  



Top keywords:

bosschen

 

kapitein

 
mijnheer
 

tegenspraak

 

iemand

 

zelven

 

geweer

 

eenige

 

Mijnheer

 

beoordeelen


kunnen

 
droppels
 
voorbeeld
 

kapiteins

 
restauratie
 
gezegd
 

Kamtschatdaalsche

 

volstrekt

 

voegde

 

waarin


gistenden

 

zuiver

 

zeeplanten

 

bestond

 

verschillende

 

vischsoorten

 

dineeren

 

dronken

 

daarbij

 
Ontbijt

vinden

 

luister

 
houden
 

lichtzinnig

 

gelooven

 
mensch
 

onderwater

 
werken
 

voorraad

 
menschen

spreken

 

gedaan

 

professor

 
zonder
 

rhodomenia

 

palmaea

 
bereid
 

voorstelde

 

vertelde

 
sprake