lus
bevestigd, en wordt bewaard in eene daarvoor geschikte ruimte, zij is
van een dek voorzien, volkomen waterdicht, en met flinke katrollen
vastgemaakt. Deze trap leidt naar een mangat in het buitenste
omkleedsel van de Nautilus, waar een dergelijk gat, dat in de sloep
gemaakt is, juist tegen aansluit; door deze dubbele opening kruip ik in
de boot, dan sluit men de eene in de Nautilus, en ik de andere in de
sloep; ik laat de touwen over de katrollen schieten, en de boot rijst
met eene vervaarlijke snelheid naar de oppervlakte; daar open ik een
luik in het dek, dat tot nog toe zorgvuldig gesloten bleef; ik richt
den mast op, hijsch een zeil of neem de riemen ter hand en ik vaar."
"Maar hoe komt gij aan boord terug?"
"Ik ga niet terug, mijnheer Aronnax, de Nautilus komt naar mij toe."
"Op uw bevel?"
"Op mijn bevel; een electrieke draad verbindt mij met het vaartuig;
ik telegrapheer en dat is genoeg."
"Inderdaad niets is eenvoudiger," zeide ik, duizelend van het hooren
van al die wonderen.
Na het trapgat voorbijgegaan te zijn, waardoor men op het plat kon
komen, zag ik eene hut van twee meter lengte, waar Koenraad en Ned Land
verrukt over het aangeboden maal, bezig waren dit te verorberen. Daarna
opende de kapitein eene deur, welke in eene drie meter lange keuken
uitkwam; deze was tusschen de groote kombuizen gelegen.
In de keuken werd de electriciteit, krachtiger en dienstiger dan het
gas, overal voor gebruikt. De draden onder de fornuizen verhitten
daar aangebrachte stukken platinaspons zeer regelmatig; evenzoo werd
de hitte onderhouden onder distilleerketels, welke door uitdamping
heerlijk drinkwater opleverden. Bij die keuken was de gemakkelijk
ingerichte badkamer, waar twee kranen water naar verkiezing koud of
warm verschaften. Op de keuken volgde het verblijf van de equipage;
maar daarvan bleef de deur gesloten, zoodat ik die inrichting niet
kon zien, waardoor ik anders er achter had kunnen komen, hoeveel man
er voor het besturen van de Nautilus noodig waren.
Een vierde waterdicht beschot scheidde deze ruimte van de
machinekamer. Een deur opende zich, en ik bevond mij in de ruimte
waar kapitein Nemo, zeker een uitstekend ingenieur, zijne toestellen
voor de beweegkracht had geplaatst.
Deze helder verlichte machinekamer was niet minder dan twintig
meter lang. Zij was in twee deelen afgedeeld; het eerste bevatte
de elementen, het tweede de werktuigen, welke de beweging aan de
schroef mededeelden.
|