Ik was het eerste oogenblik verwonderd over de bijzondere lucht,
welke deze ruimte vervulde; de kapitein bemerkte dit: "het zijn
eenige gasachtige producten," zeide hij, "welke het gevolg zijn
van het gebruik van sodium. Overigens zuiveren wij elken morgen het
geheele vaartuig, door er versche lucht in te laten stroomen."
Ik beschouwde met eene licht te begrijpen belangstelling de machines
van de Nautilus.
"Gij ziet," zeide kapitein Nemo, "dat ik de elementen van Bunsen en
niet die van Ruhmkorff gebruik; de laatsten zouden niet sterk genoeg
geweest zijn. De Bunsensche elementen zijn slechts weinig in getal,
maar sterk en groot, hetwelk de ondervinding mij geleerd heeft dat
beter is. De electrieke stroom wordt naar achteren gevoerd, waar hij
door electro-magneten van groote afmeting inwerkt op een bijzonder
stelsel van hefboomen en raderen, welke de beweging weder overbrengen
op de schroefstang. Deze schroef, welker middellijn zes meter bedraagt,
kan 120 omwentelingen in de seconde doen."
"En gij verkrijgt aldus?"
"Eene snelheid van vijftig kilometer in het uur."
Er was nog iets geheimzinnigs, doch ik drong er niet op aan om het te
weten. Hoe kon de electriciteit met zulk eene kracht werken? Waar nam
die bijna onbegrensde macht haar oorsprong? Was het door buitengemeene
spanning, opgewekt door klossen van eene nieuwe soort? Was het door
overbrenging van krachten in een tot nog toe onbekend stelsel van
hefboomen, dat men dit electriek vermogen tot in het oneindige kon
doen toenemen? Dit kon ik niet begrijpen.
"Kapitein Nemo," zeide ik, "ik zie de resultaten, en ik tracht niet
ze te verklaren. Ik heb de Nautilus voor de Abraham Lincoln zich zien
bewegen, ik weet dus waaraan ik mij ten opzichte harer snelheid kan
houden, maar zich bewegen is niet genoeg; men moet kunnen zien waar
men heengaat; men moet zich rechts en links, naar boven en naar
beneden kunnen bewegen. Hoe bereikt gij zulk eene groote diepte,
waar gij, dunkt mij, een toenemenden weerstand moet ondervinden,
die slechts door honderden atmosferen te meten is? Hoe stijgt gij
weder naar boven? In een woord, hoe blijft gij op de diepte, welke
gij wilt? Ben ik misschien onbescheiden door u dit te vragen?"
"Geenszins, mijnheer de professor," antwoordde de kapitein, na eenige
aarzeling, "omdat gij dit vaartuig nimmer zult verlaten. Kom in het
salon; dat is onze ware studeerkamer, en daar zult gij alles vernemen,
wat gij omtrent de Nautilus weten moet."
|