zee, en vergun mij
eindelijk u wat gekonfijte zee-anemonen aan te bieden, welke zeker
tegen de sappigste vruchten kunnen opwegen."
En ik proefde meer uit nieuwsgierigheid dan uit honger, terwijl
kapitein Nemo mij aangenaam bezig hield met zijne onwaarschijnlijke
verhalen.
"Maar die zee, mijnheer Aronnax, die zoo wonderbaar en onuitputtelijk
is, voedt mij niet alleen, doch zij verschaft mij ook kleeding. De
stof welke ik draag, wordt geweven uit het bekleedsel van sommige
schelpen; zij wordt geverfd met het purper van de ouden, terwijl
er verschillende tinten op worden gebracht door violet, dat ik uit
eene plant der Middellandsche zee (aplysis) haal. De reukwerken op
uwe toilettafel worden uit zeeplanten getrokken; uw bed bestaat
uit het zachtste zeegras, een walvischbaard zal uwe pen zijn, uw
inkt is het afgescheiden vocht van een weekdier, dat men Spaansche
zeekat noemt. Alles komt uit de zee, zooals het er eens naar zal
terug keeren!"
"Bemint gij de zee, kapitein?"
"Ja, ik heb haar lief! De zee is alles; zij bedekt zeven tienden
van den aardbol; haar adem is zuiver en rein; het is de onmetelijke
woestijn, waar de mensch nimmer alleen is, want hij voelt rondom
zich leven; de zee is slechts het voertuig van een bovennatuurlijk
en wondervol leven; zij is slechts beweging en liefde; zij is 'het
levende oneindige,' zooals een uwer dichters eens zeide. En inderdaad,
mijnheer de professor, de natuur openbaart er zich in het delfstoffen-,
planten- en dierenrijk; dit laatste vooral is rijk vertegenwoordigd
door gelede en schelpdieren, door gewervelde en zoogdieren, door
kruipende dieren en ontelbare scharen van visschen; het is eene
eindelooze rij van dieren, waarin meer dan 13000 soorten worden
aangetroffen, van welke slechts een tiende gedeelte in het zoete
water te huis behoort. De zee is de uitgestrekte vergaderbak der
natuur; het is uit de zee dat de aarde om zoo te zeggen, ontstaan
is, en wie weet of zij niet door haar eindigen zal! Daar heerscht
verheven stilte! De zee behoort niet aan de dwingelanden; op hare
oppervlakte kunnen zij hunne onbillijke rechten nog uitoefenen,
elkander aanvallen en verslinden, en er al de ijselijkheden der aarde
overbrengen; maar tien meter beneden dat oppervlak houdt hun geweld
op, daar is hun invloed nietig, en verdwijnt hunne macht! O mijnheer,
leef, leef in de diepten der zee! Daar alleen is men onafhankelijk,
daar alleen heeft men geen meester! daar ben ik vrij!"
Kapitein
|