randerd: wij waren gevangenen gebleven. Gedurende onzen slaap
had de hofmeester de tafel afgenomen; niets duidde dus aan dat onze
toestand spoedig zou veranderen, en ik vroeg mij ernstig af of wij
bestemd waren om altijd in die kooi te leven. Dit vooruitzicht scheen
mij des te onaangenamer toe, omdat, al was mijn hoofd helderder dan
den vorigen dag, ik eene zonderlinge gedruktheid op de borst voelde. Ik
haalde moeielijk adem: de zware lucht was voor mijne longen niet meer
voldoende; hoe groot onze cel ook was, het was duidelijk dat wij het
grootste deel van de daarin aanwezige zuurstof verbruikt hadden; ieder
mensch toch verbruikt in een uur de zuurstof, welke in honderd liter
lucht vervat is, en die lucht met eene bijna even groote hoeveelheid
koolzuur bezwangerd, wordt dan ongeschikt voor de ademhaling.
Het was dus hoogst noodzakelijk om de lucht in onze gevangenis
te ververschen, en zonder twijfel ook de lucht in het geheele
vaartuig. Hier deed zich eene vraag bij mij op. Hoe handelde
de kapitein van dit drijvende toestel? Verkreeg hij lucht langs
scheikundigen weg, door de zuurstof door middel van warmte uit
chloorzure potasch af te zonderen, en koolzuur met bijtende potasch
te verbinden? In dat geval moest hij toch in eenige betrekking staan
met het land, ten einde zich de noodige grondstoffen te verschaffen,
welke hiertoe noodig waren. Of bepaalde hij er zich slechts toe
om de lucht onder deze drukking in bewaarplaatsen op te hoopen,
en die te verspreiden, naarmate het scheepsvolk er behoefte aan
had? Misschien. Of gebruikt hij een gemakkelijker, goedkooper en dus
ook waarschijnlijker middel, namelijk om aan het oppervlak der zee
als een walvisch te komen ademhalen, en zijn voorraad lucht voor 24
uur te vernieuwen? Hoe het ook zij en welk zijn stelsel ware, het
kwam mij voor dat hij voorzichtig handelen zou als hij het zonder
lang te wachten in het werk stelde.
Ik moest reeds sneller ademhalen om het weinigje zuurstof, hetwelk
de cel nog bevatte in mijne longen te brengen, toen ik plotseling
verfrischt werd door zuivere zeelucht. Ik opende den mond wagewijd,
en mijne longen werden met versche lucht verzadigd. Tegelijkertijd
voelde ik eene schommeling, een kleine slingering, maar welke volkomen
duidelijk te herkennen was. Het vaartuig, het metalen monster, was naar
de oppervlakte van den Oceaan gerezen om er evenals de walvisschen
adem te halen. De wijze van luchtverversching van het vaartuig had
ik dus duideli
|