een
glimp van de hen omringende kultuur opgevangen. Van het groote
gedachtenvuurwerk dat om hen brandde daalden enkele vonken op hun zielen
neer. "Zij leefden in de atmosfeer van de opera van den dag, van het
nieuwe tooneelstuk, van het boek van de week."[23] Zij konden meepraten
over de literatuur en de philosophie, met vertoon van geestigheid of
geleerdheid herhalen wat anderen hun hadden voorgezegd. Maar Therese!
Een meisje uit het volk, die niets wist, die nauwelijks kon lezen, en
alle moeilijke woorden verhaspelde; die haar mans potje kookte, en haar
mans linnengoed (dat hij graag erg netjes had) verstelde en streek, en
niet anders begeerde, zulk een vrouw lag totaal buiten hun begripsfeer.
Dat men met haar gelukkig kon leven konden zij niet gelooven; dat dit de
soort vrouw was die bij Rousseau als levensgezellin paste konden zij
niet begrijpen: zij achtten zijn keus een noodlottige vergissing, een
ramp voor hem, verderfelijk. Zoo oordeelden zij verkeerd, en moesten
verkeerd oordeelen, over zijn meest innige, blijvende en in menig
opzicht meest essentieele levensverhouding. En hierin lag noodzakelijk
een kiem van vervreemding.
Hun oordeel ging over op de historici en de biographen van Rousseau.
Met zeer enkele uitzonderingen[24] hebben zij alle afgegeven op "die
afschuwelijke Therese," haar fouten breed uitgemeten, haar deugden en
verdiensten vermoffeld. Het is bijna een legende geworden, dat de
zedelijke stormen van zijn verder leven, de droevige wanen die hem
plaagden, de ziekelijke breuk in zijn binnenste tusschen de werkelijke
wereld en de wereld der fantaisie, grootendeels toe te schrijven zijn
aan Therese. De verhouding met Mme de Warens--voor elke onbedorven
natuur ondanks haar poetische bekoring toch in sommige opzichten
afstootend--vindt gratie in de oogen dier heeren; zij doopen, haar
beschrijvend, hun pen in suikerwater.[25] Natuurlijk: Mme de Warens was
immers de bekoorlijke chatelaine, welgemanierd, elegant tot in haar
minst verdedigbare sexueele afdwalingen. En tegenover de liefelijke
"idylle der Charmetten" (die zagen wij nooit bestaan heeft) malen zij
dan in donkere verven Rousseau's "rampzalige liefdesverhouding" met de
"onbeschaafde wasch-vrouw" Therese le Vasseur. Zij _kunnen_ niet anders:
hun oordeel wordt gekleurd door hun klassegevoel en hun intellektueelen
hoogmoed.
Men behoeft geen apologie te schrijven van Therese. Het zal wel waar
zijn dat zij geborneerd was van geest, babbelachtig en
|