an Antwerpen is beslist. Het is
slechts een kwestie van dagen nog, wat zeg ik, van uren
misschien."
Ik beproefde, zwakjes moet ik zeggen, die stellige verklaringen in
twijfel te trekken, gesteund als ik was door den algemeenen geest
die nog in de stad bleef heerschen en op eene onmogelijke
verlossing wachtte, maar mijn vriend lachtte, ietwat medelijdend,
alsof hij te zeker wist wat ons te wachten stond.
Toen ik weer alleen zat in mijn werkvertrek, werd ik voor 't eerst ten
volle bewust van het onwederroepelijke. Het was hartverscheurend!
Ik voelde mij in de stemming vaneen man, wien de dokter de
ongeneesbaarheid en het aanstaande einde van een geliefd wezen
heeft aangekondigd. Hij staat machteloos bij de sponde, nog gaat
de ademhaling, nog klopt het hart heel zwakjes, maar de
oogenblikken zijn geteld en vallen een voor een in de eeuwigheid
als de laatste korrels van den Zandlooper.
Er was niets meer aan te doen!
O bitterheid der herinnering! Voor twee maanden leefden wij hier
nog in gelukzaligen vrede, waren er schepen op de Schelde uit alle
werelddeelen, klonk de beiaard uit O. L. V. Toren, bewogen de
menschen blij en feestelijk langs de straten, stonden al die oude
huizen en groote kerken daar met hun onveranderbaar gelaat vol
oude rust en zekerheid.
De overweldigers die reeds Luik hadden ingenomen en Leuven en
Brussel en Mechelen en zoovele steden en dorpen op onzen
vadergrond, zouden ook Anwerpen binnenrukken met het hoonend
geluid hunner gillende pijpers, Antwerpen, de stad van Rubens, de
trotsche, blijde stad van stoeten en landjuweelen vol ongeziene
pracht en schittering.
De val dezer stad had een tragischer beteekenis dan die van
andere steden in het land. Zij was ons laatste toevluchtsoord en zij
is gekend over heel de wereld. De waterbanen uit alle zeeen loopen
er henen. De schepen uit Bombay en Calcutta, uit Melbourne en
Valparaiso, uit New-York en Shanghai hielden den steven naar haar
gewend.
Ik heb deze stad bemind als geen andere op de wereld met eene
liefde van alle dagen en alle nachten. Wanneer ik ver van haar was,
heb ik naar haar verlangd met een ongeneesbar heimwee en,
varend over vreemde zeeen, hoorde ik haar roemen door het
scheepsvolk als een verre droomstad, verholen achter de
eindeloosheid der zoute wateren, in de diepe rustige golf der breede
en kalme Schelde...
En nu is haar val nabij. De zonen van heel het land vermogen niet
haar te redden ten koste van hun bloed...
W
|