, niet innerlijk gevormd geweest door des grooten dichters
woord? Het Vaderland waar zij hun bloed voor gaven was het
paradijs van zijne zangen. Hij leerde het beminnen met de
onstuimige liefde die opvoert naar die hoogten waar de heldendaden
worden gesteld...
Weer gromde luider het kanon. Het bleef aanhouden en de
losbrandingen versmolten in elkaar door de verte. Ik moest mijn
lezing staken, heel de lucht was vol gedommel en het trok nu heel
mijn aandacht. Het werd geweldiger nu ik luisterde in de groote stilte
van den nacht. Het was als het gebrom der aarde zelf die geweld
leed in de duisternis. Het scheen mij of de wereld overspannen
stond door een koepel van geluid, door een reusachtige en
voortdurend-ronkende bronzen gong. Ik dacht aan de trompen van
den Apocalyps die zoo, op den jongsten dag, uit de vier
windstreken, over de aarde moeten ronken en de menschen-
drommen oproepen voor het laatste oordeel.
Ik sloeg mijn mantel om en liep de straat op in de richting van 't
centraal station. De geweldige koepel had glimmingen van een
stalen pantser in het blauwig vuur dat de stad overbrandde. Donker
bonkte de vierkante onderbouw omhoog als een babylonisch terras.
Wat waren al die trotsche opstapelingen van steen die, in een
oogwenk, konden storten in elkaar.
Ik wandelde voort door de verlaten, donkere straten, in de richting
van Borgerhout, van waar het oorlogs-geluid mij scheen te komen.
De huizen blokten kolossaal op de vlammige lucht. Ik hoorde den
stap en de stemmen van de nachtwakers, die sinds korten tijd, op
eigen initiatief der burgers, wacht hielden tegen Zeppelin-gevaar.
Gedurige flikkeringen gloorden door de lucht als de lichtstriemingen
van een ver onweer. Toen plotseling kraakte een slag zoo geweldig
dat ik staan bleef en den bons voelde van mijn hart. De straat
schokte en dreunde, er liep als eene siddering van de aarde onder
mijne voeten. Ging de stad zelf nu werkelijk beschoten worden?
Was het een fort dat in de lucht sprong of een Zeppelin die bommen
wierp? Ik hoorde, ver en bij, door de straten, de onzichtbare wakers
alarm kleppen en verschrikt op de deuren der huizen bonzen om de
menschen te manen naar hunne kelders te vluchten.
Maar 't werd na een poos weer stiller, het staag kanongegrom zelf
scheen te bedaren in de verte.
Toen kwam een ander groot lawaai aanstuwen uit den nacht. Ik
bleef staan en luisterde aandachtig naar die vreemde gonzing van
de lucht. Het werd ontzettend. Het was
|