n droeve dagen, aan verre reizen. Ik nam een
geciseleerde dolk in mijn handen dien ik eens meebracht uit een
duisteren juweelenwinkel van den Arminski Bazar te Tiflis. Mijne
vingers gleden langs een poolsch tapijt dat ik kocht in de oude
hallen van Krakow.
Ik bleef staan droomen voor een schilderij van mijn vriend Lefebvre,
een groot landschap dat in de voorkamer een heele wand bedekte.
Het was de Lente, de kerzelaars stonden in de bloem, een witte
weelde zoover de oogen gingen en heel kleintjes aan den einder
was daar een kerktorentje en wat huizen van Mortsel-dorp, waar
ik vroeger eens woonde. De zon speelde door die witte maagdelijkheid
en deed de purpere anemonen in de weiden tintelen van glans.
Het was een feest van kleuren en van licht. Het werd zoo dwaas
in dit angstig uur, het was om te huilen dat die kunst zoo onbewogen
bleef, vol paradijs-geluk, wanneer alles over enkele uren in elkaar kon
storten en de flarden van dit schilderij niet meer zouden te vinden
zijn onder de puinen en het stof of de verkoolde balken van dit huis.
Het is de tijd om aan alles vaarwel te zeggen. Het is de tijd om uit
zich zelf alleen te leven, om te weten, eens voor goed, dat niets
belang heeft dan onze eigen denkende, voelende, onsterfelijke ziel.
Wat heeft dit stoffelijk leven te beduiden? Waarom, als de bode van
de dood nu tijgend aan de deur staat, nog willen talmen en
uitrekenen dat het beter straks dan nu, over een jaar dan dezen
nacht zou zijn. Het ware laf een stond daarover te dubben of even
maar te aarzelen.
Wat is het zelfs dat deze schoone stad ten onder gaat wanneer
haar lot beslist is?
De historie moet haar verloop hebben. Daar is niets tegen te doen.
De O.L.V. Toren zal instorten wanneer zijn uur gekomen is. Rome
en Athene en Carthago zijn ook verwoest door overwinnende
legers. Andere steden zijn vergaan voor eeuwig. Het was noodig
om een nieuwe orde in de wereld.
Er gebeuren dingen waar wij of niemand op deze aarde de regeling
van bezitten. Wij zijn niet meester van het Lot. Zijn wij meester zelfs
over ons zelf? Alles is ijdel, alles is waan. God alleen bestaat en
regeert de wereld. Al wat gebeurt is aanbiddelijk en goed.
Er kwam berusting in mijn hart. Ik voelde geen haast meer, geene
drift, geene eigenliefde, geen verwijt tegen het lot. Ik sloeg mijn
mantel om, stak mijn tasch onder den arm, sloot de deur en trok de
straat op.
Het was omtrent acht uur. De stad lag doodsch en grijs alsof een
vroege n
|