ader. Ik dacht hoe ik
soms, na de lessen, naast zijne hooge eerbiedwaardige gestalte
geloopen had, van het Paus-college naar de Vlaming-straat,
pratend over mijn twijfelend gemoed of over lezingen die ik toen
deed van Peladan en Leon Bloy en hoe zijn groot hart luisterde naar
mijne jonge en onbesuisde woorden. Ik zag hem weer terug in zijn
neo-gotisch huisje van het Leo XlII instituut, waar hij mij eens
ontving en sprak over een zeldzaam werkje van St Thomas, De
Pulchro et Bono en waar geschilderde reducties hongen van
diezelfde Kruis-oprichting en Afdoening van Rubens die hier thans
uit de kerk waren weggeruimd. Zijn leerend woord had velen van
het jong geslacht gevormd die nu leden en streden voor het
Vaderland. Zou ik ook misschien mijn bloed eens moeten geven?
Het lof was ten einde. De deken van Antwerpen zei de laatste
gebeden. Luider dan de andere aanroepingen klonk het: Spaar
heer, spaar uw volk, wil in eeuwigheid U niet vertoornen tegen ons...
Het was waarlijk de smachtende verzuchting nu der duizenden die
hier baden in deze oude kathedraal, terwijl een woeste en
bloedgierige vijand met kanongebulder dreeg aan de poorten van
de stad. Dat was als de echo, over eeuwen, van die algemeene
smeeking die eens ging door oude abdijen en kloosterkerken: Van
de woede der Noormannen verlos ons Heer!
Er kwam woeling onder het volk, wegen werden gebaand door de
dichte drommen om de processie door te laten die nu, met vanen
en flambouwen en gezang, traag kwam getogen uit den ommegang
van het verre koor, tot de uiterste diepten der groote kerk. Het
goudlaken der koorkappen van de zingende priesters glom in 't licht
der wassen kaarsen. Onder een zijden baldakijn ging de Kardinaal
met de blinkend-gouden remonstrans in handen. Belgerinkel trilde
en damp van wierook steeg geurend omhoog en hing te drijven
door de beuken.
Ik ging de kerk uit en wilde naar het zuider-wandel-terras aan de
Schelde. De nauwe straatjes die de kathedraal omgeven krielden
van het volk. Over de Koornmarkt en langs de Suikerrui reden
zwaar-daverende londensche autobussen, met de kleurig-beschilderde
reclame-borden, en waar de aanwijzingen van London bridge, Liverpool
street, Charing Cross of Golders Green nog op te lezen stonden. Zij
waren van binnen volgeduwd met oorlogsmateriaal en buiten, op de
hooge imperiales zaten de kakhi-soldaten en lachten lustig naar
de opgetogen wandelaars.
Het wandelterras zag zwart van het vriemelende volk. Over de
d
|