Waar moesten die dompelaars nu heen? Naar het Noorden en het
Westen liepen nog de eenige vrije wegen.
Ik moest terug, er viel niet aan te denken door dat gewoel te
geraken. Ik tramde weer tot in het hart der stad.
Eene groote verrassing wachtte mij daar: de engelsche mariniers
waren aangekomen. De burgers liepen rond in blijde opgewektheid.
De trieste stemming van heel den dag scheen geweken voor eene
nieuwe opleving van hoop. Gezang van Tipperary klonk mij tegen
van uit de kromming der Koornmarkt en weergalmde tegen de oude
trapgevels. Ja, daar waren de Tommys in hunne kakhi-uniformen
en hun flinke stap dreunde door de straat met het gerol hunner
snelvuur-geweren. Zij hadden lachende gezichten, bij 't gejuich en
geroep der links en rechts op de stoepen geschaarde menigte.
Vrouwen wierpen bloemen uit en staken sneukelgoed en vruchten
toe aan de kranig voorbij tiegende jongens. Zware marine-stukken
waren over de vlotbrug van den vlaamschen oever gekomen en
reden nu met een daverend geluid van ijzer over de kasseien der
Suikerrui.
Wij waren dan toch niet heelemaal verlaten. Engeland ten minste
kwam ons ter hulp. De regeering vertrok niet meer en de gasthuizen
werden niet voort ontruimd. Churchill, de lord der engelsche
admiraliteit, was naar Antwerpen gekomen en pleegde reeds
overleg met onzen generalen staf. De zaken gingen een andere
wending nemen onder zijn beheer! Antwerpen was gered!
Het waren de laatste opflakkeringen van hoop, zekere voorboden
van het einde. Ik liet mij niet meer meeslepen in dien laatsten roes.
Ik had de vlucht gezien van duienden aan onze poorten. Ik wist
dat onze vesting openlag voor den vijand. Wat konden 2000
engelschen doen, wanneer vijftig--en honderdduizend niet
voldoende waren geweest om den inval der Barbaren te stuiten. De
avond begon te dalen en de straten lagen wit-grijs in de
deemstering. Toen zag ik op O.L.V. Toren een rood-en-wit-
gekartelde vlag verschijnen. De menschen in hunne vreugde
begrepen niet dat nood-signaal. Het was een voorteeken van het
aanstaande bombardement. De oude eerbiedwaardige steenen van
Antwerpen riepen om genade.
XIX-De Kardinaal Te Antwerpen
O 't bitter zoete van dien laatsten zondag! Ik wandelde langs de
boulevards, onder de groene platanen. Tot mij kwam het vele
klokgewemel uit de oude stad, alle de klokken der groote kerken die
luidden voor de hoog-mis. Dat gaf altijd eene stemming van
feest, van blijde opgetogenheid, wanneer dan
|