uropeanen,
Maleiers en Chineezen, die bovendien om vele andere redenen elkander
niet best kunnen verdragen. Voor de vervulling zijner gansch niet
gemakkelijke taak, kan de gouverneur beschikken over een honderdtal
engelsche soldaten en eene brigade inlandsche marechaussee, zoogenaamde
_mata-mata._
De majoor ontvangt ons met de grootste voorkomendheid; wij gebruiken
bij hem den _lunch_, in gezelschap van den luitenant Stevenson en den
chirurgijn-majoor Barrington. Het gesprek loopt natuurlijk over de
provincie en haar tegenwoordigen toestand. Malakka, dat vroeger een
zeer belangrijke haven was, heeft thans niet veel meer te beteekenen:
de groothandel heeft zich verplaatst naar Singapore en naar Penang. De
inlandsche stammen, sedert lang door de Maleiers van de kusten
verdreven, trekken zich meer en meer in het binnenland terug. De
gewapende invallen der Maleiers hebben sinds geruimen tijd opgehouden;
maar in de plaats daarvan komt thans de van dag tot dag verder om zich
grijpende, vreedzame verovering door de Chineezen, die op hun beurt
de Maleiers zullen verdringen. Reeds sedert lang hebben de Chineezen
zich meester gemaakt van den geheelen kleinhandel te Malakka en in
de omliggende dorpen: zij oefenen allerlei beroepen en bedrijven uit;
zij ontginnen de bosschen en leggen er groote maniocplantages aan; het
gouvernement verleent hun voor een tijdvak van tien jaren concessie
voor de ontginning, want de maniockultuur put den grond spoedig uit,
die dan een kwart eeuw braak moet blijven liggen. De Chinees is van
nature een veroveraar, altijd langs vreedzamen weg, en loert steeds
op de gelegenheid om ook de aangrenzende terreinen in te palmen;
de koloniale regeering heeft dikwijls genoeg de handen vol met het
toezicht over deze nijvere, energieke kolonisten, wier geweten hun
in den regel weinig last baart.
Des avonds vertrokken wij met den heer Rolland naar zijne plantage. De
rijweg is zeer goed onderhouden. Tegen twee uren na middernacht
komen wij te Durian Touggal, een politiepost, waar eenige mata-mata
in bezetting liggen; ten zes uren zijn wij te Kessang, insgelijks
een politiepost, niet ver van de woning van den heer Rolland. Het
dorp Kessang zelf is niet veel meer dan een gehucht, met eene weinig
talrijke bevolking; maar in de uitgestrekte, tot het dorp behoorende
rijstvelden, die door een gordel van hooge boschrijke bergen worden
begrensd, liggen eene menigte maleische hutten naar alle kanten
verspreid.
Reeds
|