troon, onder wiens
hoede de geloovigen veilig rusten.
Natuurlijk heeft hunne bekeering tot het Christendom niet alle sporen
van hun vroeger bijgeloof uitgewischt. Slechts een enkel staaltje
daarvan. Toen wij op zekeren avond langs een boschje van bamboe gingen,
verhaalde onze gids ons, dat 's nachts, bij lichte maan, reusachtige
witte ruiters, door honden gevolgd, door dit boschje rondrijden, onder
luid gezang en geblaf der honden; de ontmoeting van deze spookgestalten
is altijd noodlottig: hij die deze bovenaardsche ruiters ziet, begint
te kwijnen en sterft na verloop van korten tijd. Hebben wij in dit
sprookje eene min of meer gewijzigde lezing te herkennen van het bij
ons in Europa zoo bekende verhaal van den Wilden Jager? Den 15_den_
Augustus vertrokken wij van Balanga en keerden naar Manilla terug, van
waar wij, een paar weken later, ons naar de provincie Albay begaven.
Ook deze reis ging aanvankelijk over zee. Onze vriend, de heer Genu,
brengt ons aan boord van de _Cebu_, en stelt ons voor aan den kapitein,
don Liborio de Tremoya, die zich aanstonds, met echt castiliaansche
hoffelijkheid, te onzer beschikking stelde.
De kust van Lucon volgende, kwamen wij den volgenden dag, 3 September,
op de hoogte van het eiland Marinduque, dat zeer bevolkt en uitnemend
bebouwd is, vooral in het westelijk gedeelte. Het groote eiland
Mindoro, meer naar het zuidwesten gelegen, was vroeger de korenschuur
der Philippijnen. Mindoro was ontgonnen en gekoloniseerd door paters
Jezuieten en bereikte onder hunne leiding en bestuur een hoogen trap
van welvaart. De opheffing der Orde, in de vorige eeuw, die onder
zoo menig opzicht verderfelijke gevolgen na zich sleepte, bracht
ook aan het eiland Mindoro een doodelijken slag toe. De razzias der
Moros--de mohammedaansche Maleiers van Palawan, Mindanao, Soeloe,
Borneo en andere eilanden,--voltooiden den ondergang van het eens
zoo bloeiende gewest. De zeer geslonken tagaalsche bevolking heeft
zich bijna uitsluitend aan de kust teruggetrokken. Eenige half wilde
Manguianen zwerven door de dichte wouden van het binnenland, waar de
vergeten ruinen sluimeren der vroeger volkrijke en welvarende pueblos.
Op de hoogte van Marinduque begint de kust van Lucon van karakter te
veranderen: de bosschen en wouden worden nu telkens afgebroken door
uitgestrekte velden met _cogon_ beplant, eene grassoort die in den
geheelen archipel onafzienbare terreinen bedekt. Doorgaans woekert
zij welig voort op ve
|