n op de eilanden van den archipel, hebben ooit hunne slaven zoo
stelselmatig geexploiteerd of met zoo verfijnde wreedheid behandeld,
als bij voorbeeld de christelijke Yankees. Over het algemeen worden de
slaven op Soeloe behoorlijk gevoed, en behoeven zij geen al te zwaren
arbeid te verrichten, althans wanneer zij niet gebruikt worden voor
de parelvisscherij; straffen zijn zeldzaam en missen die wreedheid,
die men anders bij deze volksstammen zoo dikwerf aantreft. Doorgaans
is het den slaaf, na eenigen tijd, vergund te huwen en een gezin te
grondvesten.--Maar wee het gezin van den vrijen Soeloenees, die door
zijne schulden tot slavernij vervalt; wee de gezinnen van zijne slaven;
wee het gezin van den voortvluchtigen slaaf! In al deze gevallen is
de wet onverbiddelijk: de vrouwen en kinderen, welke ook hun leeftijd
moge zijn, worden door den schuldeischer of den beleedigden meester
verkocht, en het gezin reddeloos vernietigd. Daarom aarzelen zoo
vele christelijke gevangenen van de Philippijnen om te vluchten en
bescherming te zoeken bij de Spanjaarden, wier vlag zich overal in
de wateren van Soeloe vertoont.
Wij mochten niet verzuimen, een bezoek af te leggen bij den
sultan. Mohammed Yamaloel Alam heeft thans zijne residentie gevestigd
te Maibun, een groot dorp aan de zuidkust van het eiland. Ik heb hem
een brief in de maleische taal geschreven; maar de dagen verloopen,
en ik krijg geen antwoord.
Een duitsch planter, de heer Schuck, die zeer met den sultan bevriend
is, biedt zich aan, om mij aan den vorst voor te stellen. Reeds voor
de bezetting van het eiland door de Spanjaarden, was de heer Schuck
dikwijls in betrekking geweest met de Soeloeneezen; het is dan ook
algemeen bekend dat hij geen _Castila_ (Spanjaard) is, hetgeen voor
zijne veiligheid en voor het welslagen zijner landbouwonderneming van
groot gewicht is. Hij is volkomen bereid nu te onzen gunste gebruik
te maken van zijn invloed en zijn gezag bij de Soeloeneezen, en heeft
zich daardoor alleszins aanspraak op onzen dank verworven.
Er was overeengekomen dat wij den heer Schuck zouden afhalen, om
dan met hem naar Maibun te gaan. Toen wij bij zijne woning kwamen,
herkenden wij die niet meer: zij was geheel veranderd. De galerijen
en trappen, die naar de veranda voerden, zijn verdwenen; de woning
is omringd door eene stevige heining van palen en rotang. Den
vorigen nacht had eene bende stroopers onverwacht een aanval op
de hacienda gedaan; de heer
|