ringen schitteren van edelgesteenten. De
heeren van het hof zijn veel eenvoudiger gekleed; maar hunne krissen,
waarvan de fijn geciseleerde greep met paarlen, diamanten en robijnen
is versierd, zijn niet minder prachtig. Deze heeren zagen ons met niet
zeer vriendelijke blikken aan; de sultan bewaart eene kalme waardigheid
en beantwoordt welwillend onzen groet; op zijn bevel worden stoelen
voor ons gebracht; wij zetten ons neder en de hovelingen gaan voort
met schieten.
De sultan zelf schiet nooit: hij beoordeelt alleen het schot der
anderen. Men gebruikt oude geweren, van Borneo afkomstig, zeer rijk
versierd en vreeselijk zwaar, en die bovendien in niet al te besten
staat verkeeren. Twee slaven laden de geweren en leggen die vervolgens
op een soort van vorken, die in den grond gestoken worden. Ik knoop een
gesprek aan met den sultan, die zeer goed maleisch spreekt, en zich in
die taal met gemak en sierlijkheid uitdrukt. Hij verontschuldigt zich,
dat hij wegens ongesteldheid niet op mijnen brief heeft geantwoord;
de ware reden is, dat hij dien brief niet heeft kunnen lezen, want
ik had, volgens maleisch gebruik, zonder accenten geschreven: de
arabische letters, waarvan de Soeloeneezen zich bedienen, vereischen
echter noodwendig accenten, die de Maleiers nooit gebruiken.
De avond valt, en de sultan keert naar het paleis terug, waarheen
hij ons uitnoodigt hem te volgen.
De buitengewoon groote hut, die den weidschen naam van paleis
draagt, rust, als alle woningen op deze eilanden, op palen, waaraan
buffels en paarden zijn vastgebonden, die in een stinkenden mestpoel
staan. Men klimt langs een ladder naar het paleis; gaat dan een soort
van vestibule door, en treedt vervolgens de audientiezaal binnen,
die de geheele lengte en de halve breedte van het gebouw inneemt. Ter
linkerzijde wordt deze zaal van den harem gescheiden door gordijnen en
eene breede estrade van bamboe; rechts loopt langs den wand eene bank,
waarvoor de slaven neerhurken en ook alle Soeloeneezen, die wenschen
binnen te treden: want op dit uur staat het paleis voor ieder open,
en kan ieder, slaven zoowel als vrijen, voor den sultan verschijnen
en hem zijne belangen voordragen.
De plankenvloer is doorzichtig; het ameublement schittert door zijne
afwezigheid; langs de wanden hangen eenige gongs; ettelijke bougies,
op glazen kandelaars geplaatst, verspreiden een vrij voldoend licht. Op
den achtergrond, onder een troonhemel van veelkleurig katoen, staat
|