, kan ik
het welgeslaagde portret van den prins aan den verbaasde omstanders
vertoonen. De sultan is nu buiten zich zelven van verrukking; hij
legt zijn hovelingen het zwijgen op, en laat zich in verschillende
houdingen, zittende, staande, alleen en door anderen omgeven,
photografeeren; hij zou nu wel iedereen willen nopen, zijn portret
te laten maken.
Den 18_den_ Januari 1880 namen wij afscheid van al onze vrienden op
Soeloe, en gingen aan boord van de _Royalist_, die ons naar Sandakan,
op de noordoost kust van Borneo, moet brengen.
IV
De baai van Sandakan.--De haven van Davao.
20 Januari 1880.--het is onstuimig weer; de zee gaat hoog, en een koude
regen onttrekt aan ons oog de eilanden en riffen van den archipel van
Tawi-Tawi, die zich tusschen Soeloe en Borneo, van het noordoosten
naar het zuidwesten uitstrekt, en de zee van Mindoro van die van
Celebes scheidt. Tegen tien uren des avonds werpen wij het anker uit
in de baai van Soendakan, voor Elok Poera, hetgeen in het maleisch
zooveel beteekent als de schoone stad.
Zes maanden geleden stond er nog geene enkele hut op deze heuvelen,
voor welke nu waarschijnlijk eene schitterende toekomst is weggelegd:
Elok Poera is tegenwoordig de hoofdplaats van de _North British Borneo
Company_, die van de sultans van Soeloe en Broenei een grondgebied
van veertigduizend vierkante mijlen in het noorden van Borneo,
in vollen eigendom en met afstand van alle souvereiniteitsrechten,
ontvangen heeft.
De resident (directeur der Compagnie), de heer W. B. Pryer, ontvangt
ons met de grootste beleefdheid en dringt er op aan, dat wij onzen
intrek in zijne woning zullen nemen; zelf een entomoloog van naam,
beschouwt hij ons als collega's. Daar in zijn huis nog gewerkt wordt,
slaan wij zijn vriendelijk aanbod af; hij stelt daarop de nieuwste
hut van Elok Poera tot onze beschikking.
Nadat wij eenige dagen hadden doorgebracht met het maken van uitstapjes
in de omstreken van Elok Poera, vertrok ik naar de rivier de Sagalioed,
die zich in de golf van Sanbakan uitstort, achter Hadji Poeloe. Ik
wensch een bezoek te brengen aan de Buled Upih, een inlandschen
stam, die uit een anthropologisch oogpunt bijzonder de aandacht
verdient. Des avonds werpen wij het anker uit bij het dorp Timban,
dat door uitgewekenen uit Soeloe wordt bewoond.
Den zevenden Februari ging ik des morgens ten half zes op weg. De
kust daalt; de onzekere lijn van het strand, de toenemende
menigte wortelboomen
|