n zou het in zekeren zin het Mekka van het uiterste Oosten kunnen
noemen. Het sultanaat van Soeloe is een der oudste mohammedaansche
staten in het noordelijk gedeelte van den Maleischen archipel;
ondanks veelvuldigen strijd, gevaren van allerlei aard en vaak
dreigenden ondergang, heeft dit rijk zich tot heden weten staande te
houden. De staatsinrichting is tegenwoordig nog dezelfde als vroeger;
het eigenlijke gezag is in handen eener oligarchie van _dalos_
(feodale baronnen), boven wie de sultan staat, wiens macht over de
vasallen, naar omstandigheden, meer of minder groot is. De eilanders
leggen zich op handel, maar vooral niet minder op zeerooverij toe:
welk laatste bedrijf hen herhaaldelijk in botsing bracht hetzij
met de Spanjaarden, hetzij met de Hollanders. Zeeroovers in merg
en been, bezochten deze eilanders telkens en telkens de kusten der
Bisayas-eilanden, verwoestten de pueblos en voerden de inlanders als
slaven weg. Nog niet lang geleden, had professor Semper, die zich
in het noordoosten van Mindanao bevond, het slechts aan een gelukkig
toeval te danken, dat hij niet door de zeeroovers werd opgelicht.
Herhaalde malen had Spanje expedities naar Soeloe gezonden; bijna
altijd keerden zij terug, na een aantal gevangenen te hebben bevrijd,
den vijand verslagen en den sultan gedwongen, een traktaat van
vrede en vriendschap te onderteekenen. Als hunne dorpen in brand
waren gestoken en hunne prauwen vernield, waren de datos, onder de
bedreiging der spaansche kanonnen, steeds gereed aan de eischen van
den overwinnaar toe te geven en onder eede alles te beloven wat van
hen gevraagd werd. Maar traktaten, beloften en eeden werden aanstonds
weer geschonden, zoodra het gevaar geweken was. In deze met klippen en
riffen bezaaide zeeen, waarvan nog geene goede kaarten bestaan, en waar
de europeesche kruisers in hunne bewegingen belemmerd worden door de
regelmatige passaatwinden, hebben de lichte prauwen, die zich zoowel
van zeilen als van roeiriemen bedienen, een groot voordeel. Zoodra de
Spanjaarden vertrokken waren, begon de zeerooverij op nieuw, met al den
ijver van eene industrie, die geleden verliezen moet trachten in te
halen. De sultans schenen, reeds sedert eenigen tijd, de meerderheid
van Spanje te gevoelen en te beseffen aan welke gevaren dit handhaven
van den zeeroof hen en het land blootstelde. Vermoedelijk zouden zij,
hadde het in hun macht gestaan, de bezworen traktaten getrouwer zijn
nagekomen: maar het sto
|